In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van een belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2022 en 2023. De inspecteur had eerder de bezwaren van de belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 21 juli 2025 uitspraak gedaan, waarbij de beroepen ongegrond zijn verklaard en de aanslagen in stand blijven. De rechtbank heeft ook een verzoek om schadevergoeding van € 250.000 van de belanghebbende afgewezen, omdat zij niet bevoegd was om hierover te oordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in de jaren 2022 en 2023 in Nederland woonde en in loondienst was. De inspecteur had voorlopige aanslagen opgelegd, die resulteerden in teruggaven, maar de definitieve aanslagen waren conform de ingediende aangiften. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de belanghebbende, die onder andere stelde dat de wetgeving onrechtmatig was, verworpen. De rechtbank benadrukte dat belasting betalen een verplichting is voor iedereen die in Nederland woont, en dat de wetgeving van toepassing is. De rechtbank hoopt dat de uitspraak de belanghebbende aanzet tot heroverweging van haar standpunt.