ECLI:NL:RBZWB:2025:4737

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
BRE - 24 _ 7686 en 24 _ 7687
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van een belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2022 en 2023. De inspecteur had eerder de bezwaren van de belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 21 juli 2025 uitspraak gedaan, waarbij de beroepen ongegrond zijn verklaard en de aanslagen in stand blijven. De rechtbank heeft ook een verzoek om schadevergoeding van € 250.000 van de belanghebbende afgewezen, omdat zij niet bevoegd was om hierover te oordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in de jaren 2022 en 2023 in Nederland woonde en in loondienst was. De inspecteur had voorlopige aanslagen opgelegd, die resulteerden in teruggaven, maar de definitieve aanslagen waren conform de ingediende aangiften. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de belanghebbende, die onder andere stelde dat de wetgeving onrechtmatig was, verworpen. De rechtbank benadrukte dat belasting betalen een verplichting is voor iedereen die in Nederland woont, en dat de wetgeving van toepassing is. De rechtbank hoopt dat de uitspraak de belanghebbende aanzet tot heroverweging van haar standpunt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/7686 en 24/7687

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2025 in de zaken tussen

[belanghebbende], uit [plaats] (Spanje), belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 9 oktober 2024.
1.1.
De inspecteur heeft voor de jaren 2022 en 2023 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) aan belanghebbende opgelegd.
1.2.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De inspecteur heeft, per brief met dagtekening 5 juni 2025, een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan, door de inspecteur ook aangeduid als ‘verzoek anoniem procederen’. De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft bij uitspraak van 27 juni 2025 [1] het verzoek om geheimhouding toegewezen.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben twee personen namens de inspecteur deelgenomen. Namens belanghebbende is niemand ter zitting verschenen (zie ook hierna onder 4).
1.5.
De geheimhoudingskamer heeft voorafgaand aan de zitting van de bode vernomen welke personen zich bij de geheimhoudingskamer hebben geïdentificeerd om op te treden namens de inspecteur van de Belastingdienst en vervolgens aan de hoofdkamer, bij wijze van proces-verbaal, bevestigd dat dit dezelfde personen zijn als genoemd in de mandaatbesluiten.

Feiten

2. Belanghebbende woonde in de jaren 2022 en 2023 in Nederland.
2.1.
Belanghebbende was in de jaren 2022 en 2023 in loondienst bij [bedrijf] B.V. In het jaar 2022 heeft belanghebbende een loon van € 37.481 genoten, waarop € 7.993 aan loonheffingen is ingehouden. In het jaar 2023 heeft belanghebbende een loon van € 27.778 genoten, waarop € 2.741 aan loonheffingen is ingehouden.
2.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende op haar verzoek voorlopige aanslagen IB/PVV voor de jaren 2022 en 2023 opgelegd. De voorlopige aanslagen IB/PVV 2022 en 2023 resulteren in teruggaven van € 1.370 (2022) respectievelijk € 1.369 (2023).
2.3.
Belanghebbende heeft aangiften IB/PVV voor de jaren 2022 en 2023 gedaan en daarbij haar looninkomsten aangegeven.
2.4.
De inspecteur heeft definitieve aanslagen IB/PVV voor de jaren 2022 en 2023, conform de ingediende aangiften, aan belanghebbende opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.481 (2022) respectievelijk € 27.778 (2023). Daarbij heeft de inspecteur de eerder bij de voorlopige aanslagen IB/PVV 2022 en 2023 verleende teruggaven verrekend.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de aanslagen IB/PVV 2022 en 2023 terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aanslagen IB/PVV 2022 en 2023 terecht aan belanghebbende opgelegd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

Verdagingsverzoek belanghebbende
3.2.
De rechtbank heeft het zeer kort voor de zitting gedane verzoek om verdaging – 2 juli 2025 om 16:38 uur - voorlopig afgewezen en de gemachtigde verzocht om desgewenst het verzoek te onderbouwen op het punt wat maakt dat het verzoek nu pas gedaan is gedaan gelet op de zittingsuitnodiging van 14 mei 2025, wat de reden is dat de gemachtigde kennelijk ook niet in de gelegenheid is om de geplande zitting bij te wonen en of en zo ja wanneer er verwacht wordt dat belanghebbende of haar gemachtigde op (korte) termijn wel een zitting kan bijwonen. Daarbij heeft de rechtbank aangegeven dat indien de reactie na afloop van de vooralsnog geplande zitting wordt ontvangen, de rechtbank op dat moment zal bezien of er aanleiding bestaat om een extra zitting te houden.
3.3.
De rechtbank heeft na afloop van de zitting reactie van belanghebbende of haar gemachtigde ontvangen. Daarin ziet de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek te heropenen. Op grond van het procesreglement worden de stukken wel toegevoegd aan het procesdossier. [2]
Aanslagen IB/PVV 2022 en 2023
4. Belanghebbende stelt in de kern dat op haar geen verplichting rust om belasting te betalen omdat alle, of bijna alle, wetgeving in Nederland onrechtmatig tot stand gekomen is. De wetgeving is “bij gratie Gods” aangenomen door de door belanghebbende zogenoemde verondersteld-koning en bewijs van die gratie bestaat niet, dus is de wet onrechtmatig. Verder voert belanghebbende aan dat het betalen van belasting kwalificeert als een aftrekbare schenking aan de Belastingdienst. Ook is de Belastingdienst een stichting welke geen autoriteit over belanghebbende heeft en kan die stichting dus niet verplichten inkomsten onder de noemer belasting af te staan. Voorts is het aanmanen om belasting te betalen een terroristische daad en zal de belastingdeurwaarder fraude plegen en dan mag overgegaan worden tot burgerarrest. Afsluitend verzoekt belanghebbende om € 250.000 te vergoeden voor emotionele schade.
4.1.
De rechtbank ziet in de samenleving een toename van het aantal rechtszaken van burgers die verklaren autonoom dan wel soeverein te zijn en zichzelf buiten de Nederlandse rechtsorde plaatsen. [3] Het is een zorgwekkende ontwikkeling en de bewoordingen die belanghebbende op bepaalde momenten in de stukken gebruikt zijn minstens zo zorgwekkend.
4.2.
De rechtbank probeert altijd mensen te bereiken en wanneer er sprake lijkt van problematiek achter een conflict, dat naar voren te krijgen in een poging en kort gezegd, om mensen te helpen. Het is de rechtbank duidelijk dat er meer speelt op de achtergrond waardoor belanghebbende zich buiten de Nederlandse rechtsorde wil plaatsen. De rechtbank hoopt dat zij belanghebbende bereikt met het doen van deze uitspraak en daardoor mogelijk een moment van heroverweging ontstaat.
4.3.
Het voeren van dit soort rechtszaken – ook nog in meerdere instanties – lijkt de rechtbank niet het juiste pad voor een oplossing van de achterliggende problematiek. Andere mensen worden hierdoor benadeeld, zij staan in de wachtrij om een antwoord te krijgen in hun rechtszaak en moeten nog langer wachten. Daarnaast wordt het door de Nederlandse staat – waar belanghebbende geen onderdeel van wenst te zijn - mogelijk gemaakt dat belanghebbende tegen een fractie van de werkelijke kosten, ongeveer € 50, deze procedure kan doorlopen. De werkelijke kosten zijn natuurlijk veel hoger en worden betaald door de Nederlandse belastingbetaler. [4]
4.4.
Inhoudelijk houdt de rechtbank het kort: de beroepsgronden van belanghebbende slagen niet. Op een ieder die in Nederland woont, gevestigd is of verblijft, is de wetgeving van toepassing zoals deze in Nederland van kracht is. Net zoals een ander, moet belanghebbende belasting betalen en de wet bepaalt hoeveel belasting betaald moet worden. Iemand anders in de positie van belanghebbende, moet precies dezelfde belasting betalen. Dat betekent dus inderdaad dat betaald moet worden, het is niet vrijwillig en belasting betalen is geen schenking die dan fiscaal aftrekbaar zou zijn.
4.5.
Het beroep van belanghebbende slaagt dus niet. Voor dat geval is de hoogte van de aanslagen IB/PVV 2022 en 2023 niet in geschil. De aanslagen IB/PVV 2022 en 2023 blijven dus in stand.
Verzoek om schadevergoeding
5. Belanghebbende heeft verzocht om een schadevergoeding van € 250.000 vanwege de door haar gesteld opgelopen emotionele schade. De rechtbank is in dit geval niet bevoegd om over dit verzoek te oordelen. Veroordeling tot betaling van schadevergoeding is alleen mogelijk bij een gegrond beroep. [5] Nu van een gegrond beroep geen sprake is, wordt niet aan voornoemde voorwaarde voldaan. De vordering tot vergoeding van schade kan daarom uitsluitend bij de civiele rechter worden ingesteld.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de aanslagen IB/PVV 2022 en 2023 in stand blijven. Omdat de beroepen ongegrond zijn, krijgt belanghebbende het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • verklaart zich voor het verzoek om schadevergoeding onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 21 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 27 juni 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:4019.
2.Zie artikel 2.16, vierde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbank, Staatscourant 2024, 37982.
3.Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13 mei 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:3002 voor meer achtergrond.
4.Als iemand onvermogend is en ook het griffierecht niet kan betalen, dan betaalt de Nederlandse staat alles.
5.Artikel 8:73 van de Awb. Dit wetsartikel is nog van toepassing op basis van overgangsrecht waarin is voorzien bij de invoering van titel 8.4 van de Awb, te weten artikel V van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb. 2013, 50) in samenhang bezien met de omstandigheid dat artikel 4:126 van de Awb nog niet in werking is getreden (vgl. Stb. 2013, 162).