ECLI:NL:RBZWB:2025:4709

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/6220
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen omgevingsvergunning voor bedrijfsunits

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van zijn bezwaar tegen een omgevingsvergunning voor de realisatie van 33 bedrijfsunits. Het college had het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij volgens hen geen belanghebbende was. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, omdat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanuit zijn woning zicht heeft op de bedrijfsunits en dat de ontwikkeling gevolgen van enige betekenis voor hem heeft. De rechtbank oordeelde dat eiser ten onrechte niet als belanghebbende was aangemerkt en dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter R.P. Broeders in aanwezigheid van griffier S.E. van Noort.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6220 WABOA
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van het bezwaar van eiser.
1.1.
Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 33 bedrijfsunits. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het college heeft het bezwaar met het bestreden besluit van 24 juni 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen belanghebbende is in de procedure.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 24 juni 2024 op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens het college mr. A.A.J.M. Kemmeren en mr. P.N.E.E. Risamasu.
1.3.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.1.
Om als belanghebbende bij een besluit in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient er volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State sprake te zijn van een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.
2.2.
Gelet op de ter zitting door eiser overgelegde foto’s is de rechtbank van oordeel dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanuit zijn woning zicht op de bedrijfsunits heeft . Volgens de berekening van het college heeft de ontwikkeling tot gevolg dat het aantal verkeersbewegingen ter plaatse met 138 per etmaal toeneemt. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt ook hieruit dat er gevolgen van enige betekenis voor eiser zijn omdat de ontsluiting van het terrein waarop de bedrijfsunits worden geplaatst nabij het pand van eiser is gelegen. De rechtbank overweegt verder dat ook het parkeren of de bevoorrading van de units effecten zijn die rondom het perceel van eiser te merken zijn.
Wanneer twijfel mogelijk is over de vraag of de gevolgen voor eiser van enige betekenis zijn, moet hij naar het oordeel van de rechtbank het voordeel van de twijfel krijgen en aangemerkt worden als belanghebbende bij het besluit van 20 februari 2024.
2.3.
Dat betekent dat eiser als belanghebbende moet worden aangemerkt bij dit besluit. Het college heeft eiser ten onrechte niet als belanghebbende aangemerkt en het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is gegrond omdat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Er is geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen omdat het college het bezwaar alsnog inhoudelijk moet beoordelen. Dit omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar.
3.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor een termijn van drie maanden.
3.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
4. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 24 juni 2024;
- draagt het college op binnen drie maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025 door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.