ECLI:NL:RBZWB:2025:4706

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
11477010 \ CV EXPL 25-79
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en beroep op arbitragebeding in civiele zaak tussen aannemersbedrijf en Holding BDG

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 9 juli 2025 een vonnis gewezen in een bevoegdheidsincident tussen [aannemersbedrijf] B.V. en Holding BDG. De zaak betreft een geschil over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden en de bevoegdheid van de rechter. [aannemersbedrijf] heeft op 19 juni 2024 een prijsaanbieding gedaan aan Holding BDG voor het creëren van een inrit aan een appartementencomplex, waarbij de UAV 2012 van toepassing zou zijn. Holding BDG heeft zich in het incident beroepen op de arbitrageclausule van de UAV 2012 en verzocht om onbevoegdheid van de kantonrechter. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de UAV 2012 van toepassing is en dat de arbitragecommissie bevoegd is om het geschil te beslechten. Hierdoor is de kantonrechter onbevoegd verklaard om van de hoofdzaak kennis te nemen. [aannemersbedrijf] is veroordeeld in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak, omdat zij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door de zaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken. De proceskosten zijn begroot op € 123,00 voor het incident en € 678,00 voor de hoofdzaak, met wettelijke rente over deze bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 11477010 \ CV EXPL 25-79
vonnis d.d. 9 juli 2025
inzake
[aannemersbedrijf] B.V.,
gevestigd te [plaats],
eiseres in conventie en verweerster in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
hierna te noemen: [aannemersbedrijf],
gemachtigde: mr. R.W. van Voorst Vader,
tegen
de besloten vennootschap Holding BDG,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
gedaagde in conventie en eiseres in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
hierna te noemen: Holding BDG,
gemachtigde: mr. D. Vellinga.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 20 december 2024 met producties;
b. de incidentele conclusie inhoudende het verweer van onbevoegdheid, tevens houdende conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens inhoudende de voorwaardelijke eis in reconventie, met producties;
c. de conclusie van antwoord in het incident.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
[aannemersbedrijf] heeft op 19 juni 2024 aan Holding BDG een prijsaanbieding verstrekt ten behoeve van het creëren van een inrit aan de gevel van een appartementencomplex. In de prijsaanbieding is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Algemene uitgangspunten voor deze prijsaanbieding:
(…)

Op deze aanbieding is de UAV 2012 van toepassing alsmede onze algemene voorwaarden.”
2.2.
In de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van de Sagro-groep is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Artikel 21 Toepasselijk recht
(…)
2. Alle uit de door Opdrachtnemer met Opdrachtgever gesloten Overeenkomsten of de ten uitvoerlegging daarvan voortvloeiende geschillen tussen Opdrachtnemer en Opdrachtgever zullen bij uitsluiting worden voorgelegd aan de bevoegde rechter van het arrondissement Zeeland-West-Brabant te Middelburg, voor zover wettelijke bepalingen zich niet daartegen verzetten.
(…)”
2.3.
In de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (hierna: UAV 2012) is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“(…)
§ 49. Beslechting van geschillen
1. Voor de beslechting van de in deze paragraaf bedoelde geschillen doen partijen uitdrukkelijk afstand van hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen.
2. Alle geschillen, welke ook – daaronder begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van de overeenkomst of van overeenkomsten, die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen opdrachtgever en aannemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de dag van aanbesteding luidt.
(…)”

3.Het geschil

In de hoofdzaak
In conventie
3.1.
[aannemersbedrijf] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Holding BDG te veroordelen tot betaling van € 22.736,71, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf 19 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Holding BDG in de nakosten.
3.2.
[aannemersbedrijf] stelt dat Holding BDG zich niet heeft gehouden aan de betalingsverplichting die voortvloeit uit de aannemingsovereenkomst die partijen hebben gesloten, omdat zij de factuur voor het verrichte werk niet (volledig) heeft betaald.
3.3.
Holding BDG voert verweer.
In voorwaardelijke reconventie
3.4.
Als de kantonrechter van oordeel is dat verrekening niet mogelijk is, vordert Holding BDG in voorwaardelijke reconventie [aannemersbedrijf] te veroordelen tot betaling van € 18.790,46, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf 7 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [aannemersbedrijf] in de proceskosten, eveneens te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente.
In het incident
3.5.
Holding BDG heeft de kantonrechter verzocht zich onbevoegd te verklaren. Zij stelt zich op het standpunt dat op grond van paragraaf 49 van de UAV 2012 niet de kantonrechter, maar de arbitragecommissie van de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd is om over het geschil te oordelen.
3.6.
[aannemersbedrijf] concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident. Zij stelt zich op het standpunt dat naast de UAV 2012 de algemene voorwaarden van de Sagro-groep ook van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. Volgens [aannemersbedrijf] mag de kantonrechter zich op grond van artikel 21 van de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van de Sagro-groep wel bevoegd achten om van het geschil kennis te nemen omdat er geen rangorde is bepaald voor de algemene voorwaarden en de UAV 2012.

4.De beoordeling

In het incident
4.1.
De kantonrechter dient in dit incident de vraag te beantwoorden of partijen zijn overeengekomen dat geschillen moeten worden aangebracht bij de kantonrechter of bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw.
4.2.
Het geschil in het incident spitst zich eerst toe op de vraag of de in de algemene voorwaarden of de in de UAV 2012 opgenomen forumkeuzeclausule van toepassing is. Als de UAV 2012 van toepassing zijn, dan is er sprake van algemene voorwaarden die in arbitrage voorzien.
Als de algemene voorwaarden van de Sagro-groep van toepassing zijn, dan kan het geschil (ook) worden voorgelegd aan de gewone rechter. Dat houdt in dat eerst zal moeten worden vastgesteld welke algemene voorwaarden tussen [aannemersbedrijf] en Holding BDG van toepassing zijn.
Zijn de algemene voorwaarden van de Sagro-groep van toepassing?
4.3.
[aannemersbedrijf] stelt dat de algemene voorwaarden van de Sagro-groep van toepassing zijn en dat Holding BDG de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden heeft aanvaard. De kantonrechter overweegt het volgende. In de prijsaanbieding wordt door [aannemersbedrijf] verwezen naar
“onze algemene voorwaarden”. Naar het oordeel van de kantonrechter is met deze verwoording niet duidelijk dat de algemene voorwaarden van de Sagro-groep worden bedoeld. Nergens in de prijsaanbieding wordt verwezen naar de Sagro-groep en naar de locatie waar de algemene voorwaarden te vinden zijn of naar de specifieke set algemene voorwaarden die van toepassing is op de overeenkomst. De stelling van [aannemersbedrijf] dat Holding BDG ten tijde van het sluiten van een eerdere overeenkomst tussen partijen al bekend was met de algemene voorwaarden van de Sagro-groep omdat zij er zelf naar heeft verwezen, wordt niet gevolgd door de kantonrechter. Dit betreft namelijk een andere set algemene voorwaarden dan waar [aannemersbedrijf] zich voor wat betreft de forumkeuze op beroept. Dit toont naar het oordeel van de kantonrechter aan dat er onduidelijkheid bestaat over welke algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst. Voor het van toepassing zijn van algemene voorwaarden is aanbod en aanvaarding vereist. In dat kader is het van belang dat [aannemersbedrijf] duidelijk aangeeft welke set algemene voorwaarden zij van toepassing verklaart voordat Holding BDG dat aanbod kan aanvaarden. Nu hieraan niet is voldaan, zijn de algemene voorwaarden van de Sagro-groep niet van toepassing.
Conclusie
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de UAV 2012 op de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst van toepassing zijn. Uit het voorgaande volgt dat Holding BDG zich op de arbitrageclausule van de UAV 2012 kan beroepen. De kantonrechter is daarom onbevoegd om van de vordering van [aannemersbedrijf] in de hoofdzaak kennis te nemen. De incidentele vordering zal worden toegewezen.
4.5.
[aannemersbedrijf] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Holding BDG in het incident worden begroot op:
- salaris gemachtigde
82,00
(1 punt × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
123,00
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In de hoofdzaak
4.6.
Op grond van de beoordeling in het incident zal de kantonrechter zich onbevoegd verklaren om van de hoofdzaak kennis te nemen.
4.7.
[aannemersbedrijf] zal ook in de proceskosten van de hoofdzaak worden veroordeeld, nu zij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door die hoofdzaak bij de (verkeerde) rechter aanhangig te maken. De proceskosten worden aan de zijde van Holding BDG begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
(1 punt × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
678,00
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident
5.1.
wijst de incidentele vordering van Holding BDG toe;
5.2.
veroordeelt [aannemersbedrijf] in de kosten van het incident, aan de zijde van Holding BDG begroot op € 123,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [aannemersbedrijf] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
veroordeelt [aannemersbedrijf] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
In de hoofdzaak
5.4.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen;
5.5.
veroordeelt [aannemersbedrijf] in de proceskosten, aan de zijde van Holding BDG tot op heden begroot op € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [aannemersbedrijf] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.6.
veroordeelt [aannemersbedrijf] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
In het incident en in de hoofdzaak
5.7.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.