Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[verhuurder 1] ,
2.
[verhuurder 2],
1.[verhuurder 1] ,
2.
[verhuurder 2],
GEMEENTE SLUIS,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil in de hoofdzaak
4.het geschil in de vrijwaring
5.De beoordeling
Het rapport van bevindingen van de heer [persoon 2] van [architectenbureau] , de bevindingen van de verzekeraar en de brief van de gemeente Sluis vormen zelfstandig en tezamen voor cliënte aanleiding om vanwege de situatie de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst in te roepen.”. Hieruit volgt dat de brief van de gemeente niet de enige reden was voor de ontbinding van de huurovereenkomst. Al vanaf 25 juni 2023 had [huurder] [verhuurders] meermalen gesommeerd de gebreken aan het pand te herstellen. Het verzuim van [verhuurders] was al voor de brief van de gemeente ingetreden. Daarnaast was de lekkage op 22 januari 2024 nog steeds niet verholpen, waardoor [huurder] haar winkel niet kon exploiteren en haar inboedel ook niet verzekerd was. Ook zonder het gestelde instortingsgevaar was er voor [huurder] grond om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Het voor aansprakelijkheid van de gemeente vereiste causale verband tussen haar brief en de buitengerechtelijke ontbinding ontbreekt. De vordering wordt om die reden afgewezen.