ECLI:NL:RBZWB:2025:4691

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
02-182553-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak, diefstal met valse sleutel en heling

Op 18 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder woninginbraak, diefstal met een valse sleutel en heling. De verdachte, geboren in 1976 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.D.M. van Oers. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 4 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E. Kool, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere woninginbraken op 19 mei en 8 juni 2024, diefstal van een auto en heling van sieraden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 mei 2024 een woning is binnengedrongen en goederen heeft weggenomen, waaronder een handtas en pinpassen. Tevens heeft hij met een gestolen autosleutel een auto gestolen en met de gestolen pinpassen geld gepind. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele feiten, maar achtte de bewezenverklaring van de woninginbraak, diefstal en heling wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en veroordeelde de verdachte tot schadevergoeding aan de benadeelde partij. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-182553-24
vonnis van de meervoudige kamer van 18 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsvrouw mr. P.D.M. van Oers, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 juli 2025, waarbij de officier van justitie mr. E. Kool en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feiten 1 en 4:zich op 19 mei 2024 en 8 juni 2024 schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak;
feit 2:op 19 mei 2024 een auto heeft gestolen door gebruik te maken van een niet aan hem toebehorende autosleutel;
feit 3:op 19 mei 2024 meermalen geld heeft gestolen door gebruik te maken van gestolen pinpassen;
feit 5:zich tussen 7 juni 2024 en 10 juni 2024 schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak dan wel heling van sieraden;
feit 6:zich op 22 oktober 2024 schuldig heeft gemaakt aan heling van een auto;
feit 7:zich op 3 augustus 2024 schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een woning.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1, 2, 3, 4, 5 primair en 7 ten laste gelegde feiten. Voor de bewezenverklaring van de onder 5 subsidiair en onder 6 ten laste gelegde heling wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1, 2 en 3: woninginbraak, diefstal geld en diefstal auto
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 19 mei 2024 door over een tuinafscheiding te klimmen is binnengegaan in de woning van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gelegen aan de [adres 1] en dat daar onder meer een autosleutel en een handtas met daarin pinpassen zijn weggenomen.
Op de camerabeelden van [huisnummer] is op 19 mei 2024 om 01:06 uur een persoon te zien die uit de richting van de woning aan [adres 1] kwam gelopen. Deze persoon droeg in zijn linkerhand een voorwerp dat qua grootte en vorm overeenkomt met een handtas. De rechtbank gaat ervan uit dat dit het moment is dat degene die de woninginbraak pleegde er met de gestolen handtas met inhoud vandoor ging. De rechtbank stelt verder vast dat de telefoon van verdachte op 19 mei 2024 om 00:43 uur een zendmast heeft aangestraald aan [straat 1] . [adres 1] valt onder het dekkingsgebied van deze zendmast.
Met de autosleutel die is weggenomen is de auto van aangevers gestolen, zijnde een Renault Kadjar (NN325S). Met de gestolen pinpassen is er op 19 mei 2025 tussen 01:58 uur en 02:07 uur, dus kort nadat deze waren gestolen, in totaal vijf keer gepind bij twee tankstations namelijk Shell [plaats] en Esso Vissers te Oosterhout. Op de camerabeelden van de tankstations is te zien dat de Renault Kadjar komt aanrijden, dat er drie personen in de auto zitten en dat een man, herkend als [persoon 1] , uitstapt vanaf de achterbank en vervolgens meerdere keren pint met de pinpassen. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment de bestuurder was van de Renault Kadjar en samen met [persoon 1] en [persoon 2] in de auto zat en [persoon 1] heeft gepind met de gestolen pinpassen.
[persoon 1] heeft erkend dat hij met de gestolen pinpassen heeft gepind bij de tankstations. Hij heeft verklaard dat verdachte in een witte auto kwam aanrijden, dat hij samen met [persoon 2] bij verdachte is ingestapt en dat zij met z’n drieën naar de tankstations zijn gereden. [persoon 1] kreeg van verdachte de pinpassen overhandigd waarmee hij heeft gepind. De verklaring van [persoon 1] komt overeen met de verklaring van [persoon 2] en de camerabeelden van de tankstations. Ook [persoon 2] heeft namelijk verklaard dat verdachte in de auto reed en dat hij de pinpassen overhandigde aan [persoon 1] . Nu de verklaringen van [persoon 1] en [persoon 2] overeenkomen en ook stroken met de camerabeelden acht de rechtbank deze verklaringen betrouwbaar en gebruikt zij deze voor het bewijs.
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die omstreeks 01:00 de woning aan de [adres 1] is ingeklommen en de goederen zoals ten laste gelegd heeft weggenomen. Vervolgens heeft verdachte met de gestolen autosleutel de Renault Kadjar weggenomen, is hij naar [persoon 1] en [persoon 2] toegereden en is hij samen met hen naar de tankstations gereden. Daar heeft hij de pinpassen aan [persoon 1] overhandigd en heeft [persoon 1] meerdere keren met de pinpassen gepind. De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 4.4. weergegeven.
Feit 4: woninginbraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van dit feit. Zij is van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de goederen uit de woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] heeft gestolen. Dat uit de historische telefoongegevens van verdachte blijkt dat verdachte in de nacht van 8 op 9 juni in de buurt van de [adres 2] is geweest en op de camerabeelden is te zien dat verdachte door de schutting van de achtertuin van de woning kijkt, is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende.
Feit 5: woninginbraak subsidiair heling sieraden
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde woninginbraak. Zij is van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de sieraden uit de woning gelegen aan de [adres 3] heeft gestolen. Wel kan worden vastgesteld dat verdachte de gestolen sieraden op 10 juni 2024 voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. Verdachte heeft dit ook bekend. De rechtbank acht, gelet op de verklaring van verdachte dat hij de sieraden moest verkopen van [persoon 2] en hij er een aanzienlijk bedrag voor kreeg, ook bewezen dat verdachte wist dat het om gestolen sieraden ging. De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde opzetheling daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6: heling auto
Op 18 oktober 2024 is de auto van aangever [benadeelde 3] gestolen, zijnde een zwarte Audi A8 met [kenteken 1] . Verdachte heeft erkend dat hij op 22 oktober 2024 in de avond met deze auto heeft gereden. Verdachte heeft hierover verder verklaard dat hij deze auto die avond heeft geleend van een jongen zodat hij geld kon pinnen. Hij wist niet dat de auto gestolen was. De rechtbank overweegt als volgt.
Op de camerabeelden van [straat 2] is te zien dat de Audi A8 op 22 oktober 2024 om 02:46 uur werd geparkeerd op [straat 2] en dat er een man uitstapte die in het donker gekleed was en een opvallend witte pet droeg. Vervolgens is op de beelden te zien dat dezelfde man met dezelfde kleding om 23:56 uur in de Audi A8 stapte en met de auto wegreed. Deze persoon wordt op de beelden door [verbalisant] herkend als zijnde verdachte. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte niet alleen op 22 oktober 2024 om 23:56 uur in de Audi A8 heeft gereden, maar ook om 02:46 uur. Verdachte heeft dus op 22 oktober 2024 meerdere keren in de gestolen Audi A8 gereden. Dat verdachte de Audi A8 die avond slechts zou hebben geleend zodat hij geld kon pinnen acht de rechtbank daarom ongeloofwaardig. Gelet op al het voorgaande in combinatie met het feit dat op de Audi A8 twee verschillende kentekenplaten zaten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een gestolen auto betrof en hij zich dus schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de Audi A8.
Feit 7: woninginbraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van dit feit. Zij is van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die de goederen uit de woning gelegen aan de [adres 4] heeft gestolen. Het enkele feit dat uit de camerabeelden blijkt dat verdachte met handschoenen aan in de achtertuin loopt van een woning gelegen aan de [adres 5] – een woning gelegen 100 meter verderop – is daarvoor onvoldoende.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 19 mei 2024 te [plaats] uit een woning (gelegen aan [adres 1] ) een tas en een bril en twee sleutels en diverse bankpassen die aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
Feit 2
op 19 mei 2024 te [plaats] , een auto (merk Renault, type Kadjar met kentekennummer [kenteken 2] ), die aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een niet aan hem toebehorende autosleutel;
Feit 3
op tijdstippen op 19 mei 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, telkens geld (in totaal € 110,-) dat toebehoorde aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van pinpassen toebehorende aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ;
Feit 5 subsidiair
op 10 juni 2024 te [plaats] , diverse sieraden voorhanden heeft gehad, en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 6
op 22 oktober 2024 te [plaats] , een personenauto (Audi A8) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 19 mei 2024 schuldig gemaakt aan inklimming in een woning. Hij heeft daarbij meerdere goederen weggenomen, waaronder ook een autosleutel en een handtas met daarin meerdere bankpassen. Vervolgens heeft verdachte met deze weggenomen autosleutel de auto van de slachtoffers gestolen en heeft hij met de weggenomen pinpassen samen met anderen verschillende keren geld gepind. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de privacy van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid in hun eigen woning. De rechtbank begrijpt dat de gedachte dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht heel naar en beangstigend is. Bovendien laat verdachte met zijn handelen zien dat hij geen enkel respect heeft voor de eigendommen van anderen.
Daarnaast heeft verdachte zich op 10 juni 2024 en 22 oktober 2024 schuldig gemaakt aan opzet- en schuldheling. Heling is een vervelend feit dat bewerkstelligt dat het loont om diefstallen te plegen.
Verder houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met zijn strafblad. Hieruit blijkt dat hij vaker voor vermogensdelicten is veroordeeld. Hierdoor is sprake van veelvuldige recidive.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een gevangenisstraf kan worden volstaan. Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken. Voor inklimming in een woning wordt bij veelvuldige recidive uitgegaan van een gevangenisstraf van zes maanden en voor diefstal van een auto van een gevangenisstraf van vier maanden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van geld en opzet- en schuldheling.
De rechtbank ziet gelet op het reclasseringsrapport geen aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De reclassering ziet namelijk geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. In het verleden zijn veelvuldig trajecten ingezet, die uiteindelijk niet tot gedragsverandering of recidivevermindering hebben geleid.
Alles overziend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 1.100,25 voor feit 7.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 2.694,85 voor de feiten 1, 2 en 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank overweegt over de volgende schadeposten als volgt:
  • Sleutel Renault Kadjar € 393,46;
  • Rijbewijs en pasfoto’s € 64,00;
  • OV kaart inclusief saldo € 17,50;
  • NS kaart € 11,00.
De rechtbank is van oordeel dat deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd. Deze schade staat ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht deze schadeposten volledig toewijsbaar.
De benadeelde partij vordert ook een schadevergoeding van in totaal € 90,40 voor de gepinde bedragen (feit 3). Deze schadepost is door de verdediging niet betwist. Deze schade staat ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht deze schadepost dan ook volledig toewijsbaar. Verdachte heeft dit feit 3 begaan met mededaders zodat ten aanzien hiervan de hoofdelijkheid wordt opgelegd.
De rechtbank overweegt over de volgende schadeposten als volgt:
  • Tas met portefeuille € 175,95;
  • Vervangen sloten gestolen sleutels € 1920,00.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade, gelet op de betwisting, onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag (in totaal: € 576,36). Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het voorwerp bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten is aangetroffen. Daarnaast behoort het voorwerp aan verdachte toe en is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 4, 5 primair en 7 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
feit 3:diefstal in vereniging , waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 5, subsidiair:opzetheling;
feit 6:schuldheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1 STK verdovende middelen (PL2000-2024144632-G2789268);
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 576,36 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor een bedrag van € 90,40;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] (feiten 1,2 en 3), € 576,36 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het bedrag van € 90,40 (feit 3);
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 4] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. R.H.M. Pooyé en mr. N.W.A. Dekens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 juli 2025.
Mr. R.H.M. Pooyé en mr. N.W.A. Dekens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 19 mei 2024 te [plaats] uit een woning (gelegen aan [adres 1] ) een tas en/of een bril en/of twee sleutels en/of diverse bankpassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking,
inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 19 mei 2024 te [plaats] , een auto (merk Renault, type Kadjar met kentekennummer [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een niet aan hem toebehorende
autosleutel;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 19 mei 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) geld (in totaal € 110,-), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van een of meer pinpas(sen) en/of van (een) bijbehorende pincode(s), toebehorende aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 8 juni 2024 te [plaats] uit een woning (gelegen aan [adres 2] ) circa 15 euro, althans enig geldbedrag en/of een horloge en/of 5 paar oorbellen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op een tijdstip in de periode van 7 juni 2024 tot en met 10 juni 2024 te [plaats] uit een woning ( [adres 3] ) vier, althans een aantal horloges en/of diverse sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te [plaats] , diverse sieraden, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 22 oktober 2024 te [plaats] , een personenauto (Audi A8), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
7
hij op of omstreeks 3 augustus 2024 te [plaats] , uit een woning (gelegen aan [adres 4] ), een portemonnee en/of een handtas en/of diverse bankpassen en/of een identiteitspas en/of een rijbewijs en/of een kentekenbewijs, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )