ECLI:NL:RBZWB:2025:4687

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
C/02/437071 / FA RK 25-3312
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een zorginstelling voor een betrokkene met psychogeriatrische aandoeningen

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1950. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, en verschillende zorgprofessionals zijn gehoord. De betrokkene heeft aangegeven niet in het verpleeghuis te willen blijven en wil naar huis, maar de psycholoog en de (waarnemend) arts hebben verklaard dat de betrokkene vanwege zijn psychogeriatrische aandoening, te weten (frontotemporale) dementie, 24-uurs zorg en begeleiding nodig heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet meer in staat is om zelfstandig te functioneren en dat er aanzienlijke risico's zijn op verwaarlozing en ernstig letsel als hij terugkeert naar de thuissituatie. De rechtbank heeft daarom de gevraagde machtiging verleend, maar deze beperkt tot een duur van twee jaar, in plaats van de gevraagde vijf jaar, op basis van de mogelijkheid dat de betrokkene na deze periode kan volstaan met een vrijwillig verblijf. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Phillips, rechter, en is op schrift gesteld op 15 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/437071 / FA RK 25-3312
Datum uitspraak: 11 juli 2025
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1950 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats] ,
advocaat mr. A.Ch. Osté te Dongen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 26 juni 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 juli 2025. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam 1] , psycholoog;
  • mevrouw [naam 2] , (waarnemend) arts;
  • mevrouw [naam 3] , verpleegkundige;
  • de echtgenote van betrokkene.

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft een machtiging verleend tot en met 17 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf te verlenen voor de duur van vijf jaar.

4.De standpunten

4.1.
De betrokkene geeft overduidelijk te kennen dat hij zijn verblijf in het verpleeghuis niet wil voortzetten. Betrokkene wil met zijn echtgenote meteen naar huis.
Indien hij zijn verblijf in het verpleeghuis moet voortzetten, verklaart betrokkene dat hij er dan “zelf een punt achter zal zetten”.
4.2.
De psycholoog geeft aan dat bij betrokkene de grote wens leeft om naar huis te mogen gaan en betrokkene ervan overtuigd is dat dat nog kan. Volgens betrokkene zelf vertoont hij in cognitief opzicht geen problemen. De psycholoog is anders van oordeel. Naar de mening van de psycholoog heeft betrokkene gelet op diens psychogeriatrische aandoening 24-uurs de begeleiding en de structuur nodig die hem thans wordt geboden. In de thuissituatie kan betrokkene dat niet worden geboden, ook gelet op de onrust die betrokkene geregeld laat zien. Tegen zijn verblijf in het verpleeghuis laat betrokkene flink verzet zien, maar enkel verbaal, niet fysiek. Daarbij verklaart de psycholoog bekend te zijn met de dreigende uitspraken die betrokkene soms doet. Betrokkene heeft die dreigende uitspraken bij haar weten nog nooit concreet proberen te maken.
4.3.
De (waarnemend) arts verklaart dat een terugkeer van betrokkene naar de thuissituatie diens gezondheid niet ten goede zal komen en ondersteunt het verzoek.
4.4.
De verpleegkundige onderschrijft de visie en het standpunt van de psycholoog.
4.5.
De advocaat brengt naar voren dat betrokkene van mening is dat hij intussen voldoende hersteld is en vindt dat hij naar huis kan. Namens betrokkene concludeert de advocaat daarom primair tot afwijzing van het verzoek.
Subsidiair verzoekt de advocaat om de voor de duur van vijf jaar verzochte machtiging tot voortzetting van het verblijf van betrokkene te bekorten tot één of hooguit twee jaar, omdat het reëel is om te mogen veronderstellen dat na deze periode volstaan kan gaan worden met een vrijwillig verblijf van betrokkene.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank is op grond van de stukken, in het bijzonder de medische verklaring, en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling, van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten (frontotemporale) dementie. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de in de medische verklaring gestelde diagnose.
5.2.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
De rechtbank neemt hierbij met name in aanmerking dat betrokkene ten gevolge van zijn aandoening niet meer in staat wordt geacht om zelfstandig te functioneren. Zo beschikt betrokkene niet meer over de cognitieve vermogens om structuur aan te brengen in de dag. Zonder adequate zorg en begeleiding zoals deze thans aan betrokkene wordt geboden bestaat er een aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang van betrokkene. Een terugkeer van betrokkene naar de thuissituatie zal bovendien opnieuw het aanzienlijke risico met zich brengen dat de echtgenote van betrokkene, die als mantelzorger fungeerde, ernstige psychische schade zal oplopen. Bij een eventuele terugkeer naar huis bestaat er voorts een aanzienlijk risico op ernstig letsel bij betrokkene, doordat betrokkene valgevaar heeft laten zien ten gevolge van zijn epileptische aanvallen.
5.3.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen. Hij laat consistent verbaal verzet zien. Tijdens de mondelinge behandeling is dat overduidelijk gebleken. Betrokkene gaf meerdere keren aan niet ergens anders dan thuis te willen wonen.
5.4.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben, nu betrokkene gelet op zijn problematiek gebaat is bij professionele 24-uurs zorg.
5.5.
Gelet op het voorgaande verleent de rechtbank de gevraagde machtiging. Op grond van artikel 39 lid 5 Wzd is verzocht om deze machtiging voor de duur van vijf jaar te verlenen. Nu de rechtbank de advocaat van betrokkene kan volgen in diens stelling dat na één of twee jaar het reëel is om te mogen veronderstellen dat na volstaan kan gaan worden met een vrijwillig verblijf van betrokkene, wordt voldoende aanleiding gezien om de machtiging in duur te beperken.
Derhalve zal de rechtbank de te verlenen machtiging verlenen voor de duur van twee jaar.
Dat brengt met zich dat het verzoek in die zin zal worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor [betrokkene] , geboren op [geboortedag] 1950 in [geboorteplaats] ;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 juli 2027;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025 door mr. Phillips, rechter, in aanwezigheid van Van Dongen, griffier en op schrift gesteld op 15 juli 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.