ECLI:NL:RBZWB:2025:4674

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/02/435448 FA RK 25-2522
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor tijdelijke verhuizing van minderjarigen naar de Verenigde Staten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende vervangende toestemming voor een tijdelijke verhuizing van de minderjarige kinderen naar de Verenigde Staten. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. F.J.V.H. Stoffels, verzocht om toestemming om met de kinderen naar de VS te verhuizen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. F.G.T. Meershoek, zich daartegen verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van de minderjarigen het meest gediend zijn bij een verhuizing met de moeder, gezien de omstandigheden en de voorbereiding van de verhuizing. De rechtbank heeft daarbij ook de mening van de kinderen in overweging genomen, die hebben aangegeven bij de moeder te willen blijven wonen en mee te willen naar de VS. De rechtbank heeft de tijdelijke verhuizing goedgekeurd, met inachtneming van de afspraken over contact met de vader en de terugkeer naar Nederland in bepaalde periodes. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de vader om de verhuizing te blokkeren is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/435448 FA RK 25-2522
datum uitspraak: 4 juli 2025
beschikking betreffende artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW)
in de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. F.J.V.H. Stoffels,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. F.G.T. Meershoek.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 16 mei 2025 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- de brief van mr. Meershoek van 3 juni 2025;
- het op 10 juni 2025 ontvangen verweerschrift met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Stoffels van 1 juli 2025 met bijlagen;
- het bericht van mr. Stoffels van 1 juli 2025.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 4 juli 2025. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen. De moeder heeft de mondelinge behandeling bijgewoond middels een videobelverbinding en is bijgestaan door mr. N.J.R.M. Elings als waarneemster voor mr. Stoffels. De vader is tijdens de mondelinge behandeling bijgestaan door mr. J.M.C. Wittens als waarneemster voor mr. Meershoek. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zeeland-West-Brabant, hierna te noemen de Raad.
1.3. Na te noemen minderjarigen zijn gelet op hun leeftijd in staat gesteld hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek
.Zij hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
1.4. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank reeds mondeling op het voorliggende verzoek beslist. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank deze mondelinge beslissing per e-mailbericht aan de vier advocaten gestuurd. Daarop heeft mr. N.J.R.M. Elings per e-mailbericht, eveneens op 4 juli 2025, gereageerd.

2.De feiten

2.1.
Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen zijn met elkaar gehuwd geweest;
- uit hun huwelijk zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2008,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2010,
3. [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2012.
- Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over die minderjarigen.
2.2.
De rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 15 oktober 2020, voor zover hier van belang, het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de man (destijds woonachtig te [plaats 1] ) bepaald en het hoofdverblijf van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de vrouw.
2.3.
[minderjarige 1] heeft met ingang van 25 november 2021 tot 25 november 2023 onder toezicht gestaan van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.
2.4.
De man woont sinds anderhalf jaar in het Verenigd Koninkrijk. [minderjarige 1] woont sindsdien bij de vrouw.
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven dat hij sinds 28 juni 2025 weer in Nederland verblijft.

3.Het verzoek

3.1.
De rechtbank beschouwt het e-mailbericht van mr. N.J.R.M. Elings van 4 juli 2025 als een nadere concretisering van het verzoek, zodat de vrouw naar de rechtbank begrijpt verzoekt, samengevat, aan haar vervangende toestemming te verlenen om in de periode van 15 juli 2025 tot en met 22 december 2025 en vanaf 2 januari 2026 tot en met half juli 2026 en vanaf half augustus 2026 tot en met februari 2027 (rekening houdend met mogelijke uitloop van het bouwproject) of zo lang het bouwproject nog niet is afgerond, met de drie minderjarige kinderen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] naar Amerika ( [plaats 2] ) te reizen en daar te verblijven.
3.2.
De man heeft verweer gevoerd en verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen.

4.De beoordeling

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn het verzoek van de moeder en de standpunten van partijen uitvoerig besproken. Naar aanleiding van de gegeven toelichting begrijpt de rechtbank dat het verzoek van de moeder ziet op een tijdelijke verhuizing naar de Verenigde Staten, waarbij gedurende bepaalde vaste periodes ook in Nederland zal worden verbleven. Duidelijk is ook geworden dat de moeder en haar partner de intentie hebben om na afloop van het bouwproject in de Verenigde Staten terug te keren naar Nederland. De moeder heeft de vervangende toestemming verzocht tot en met februari 2027 (rekening houdend met mogelijke uitloop van het bouwproject) of zo lang het bouwproject nog niet is afgerond. Tijdens de mondelinge behandeling is daar door de rechtbank aan gekoppeld dat bij eventuele toewijzing van haar verzoek tot uiterlijk einde schooljaar 2026/2027 vervangende toestemming verleend zal worden.
4.2.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder moet worden gezien als een verzoek tot vervangende toestemming tot (tijdelijke) verhuizing. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie, de rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 25 april 2008, NJ 2008, 414 (LJN:BC5901), volgt dat daaruit niet mag worden afgeleid dat het belang van de minderjarige bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling van dergelijke geschillen dient de rechter alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- het recht en het belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige(n) en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige(n) op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige(n) en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige(n), hun mening en de mate waarin het geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan de verhuizingen;
- de (extra) kosten van het contact met de andere ouder na de verhuizing.
4.3.
De rechtbank stelt evenwel voorop dat het belang van het kind een eerste overweging dient te zijn bij het nemen van de beslissing. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank, met de Raad, van oordeel dat de belangen van de minderjarigen het meest zijn gediend indien zij met hun moeder tijdelijk kunnen verhuizen naar de Verenigde Staten. De rechtbank heeft bij deze beslissing in aanmerking genomen dat deze tijdelijke verhuizing goed is voorbereid en doordacht. In de periode van 8 februari 2024 tot en met 26 april 2024, hebben de vrouw, haar huidige partner en de minderjarige kinderen reeds in dezelfde omgeving verbleven als waar zij nu tijdelijk zullen gaan wonen. De kinderen zijn in die periode aldaar ook naar school gegaan en hebben daar een vriendenkring opgebouwd en sociale contacten gelegd. [minderjarige 3] zal nu naar een andere school gaan, omdat een vriendinnetje van destijds ook naar die andere school gaat en ze wederom samen op kunnen trekken. Het is voor de kinderen een bekende omgeving waar ze gedurende twee jaar zullen verblijven. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling onweersproken toegelicht dat de kinderen deze manier van leven, het verre reizen en verblijven in het buitenland, gewend zijn. Ook al tijdens de samenleving van partijen. Voorts is de moeder reeds bezig met de aanvraag van de visa, maar de noodzakelijke handtekening van de vader ontbreekt waardoor zij niet verder komt. Daarnaast hebben de moeder en haar huidige partner een groot bouwproject aangenomen, waarvan de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht dat dit project er ook voor is bedoeld om hun financiële situatie op orde te brengen en te verbeteren (noodzaak). Na afloop van het bouwproject zullen zij terugkeren naar Nederland, hun koopwoning houden zij aan. Ook zullen zij in vaste periodes terugkeren naar Nederland, aangezien zij verplichtingen hebben ten opzichte van hun werkgever hier in Nederland. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder bevestigd dat zij in die vaste periodes de kosten van de vliegtickets zal betalen van de minderjarigen. In die periodes kunnen de kinderen dagelijks fysiek contact hebben met hun vader. In de periodes dat zij in de Verenigde Staten verblijven kunnen de kinderen contact hebben met de vader middels videobellen of via andere digitale communicatiemiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de verhuizing van de minderjarigen naar de Verenigde Staten hiermee geen verschil in frequentie van het huidige contact met de vader. Sinds de vader in het Verenigd Koninkrijk is gaan wonen is de initiële weekendregeling al ingeperkt. Sindsdien is de vader niet meer betrokken bij de dagelijkse gang van zaken, de zorg en het dagelijkse leven van de kinderen. Gemiddeld genomen was sprake van eenmaal per twee maanden fysiek contact in (de lobby van) het [hotel] te [geboorteplaats] tussen de minderjarigen en de vader gedurende een aantal uren. Het overige contact tussen de vader en minderjarigen bestond uit videobellen of via andere digitale communicatiemiddelen. Voor wat betreft de onderlinge communicatie tussen partijen staat vast dat dit reeds jaren een gepasseerd station is. Zoals de Raad tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht is er op allerlei manieren geprobeerd om partijen samen beslissingen te laten nemen over de kinderen, maar is dit niet gelukt. Er is sprake geweest van een heel vervelende echtscheiding en zelfs een tijdelijke ondertoezichtstelling. Er is inmiddels een status quo bereikt; partijen leiden ieder hun eigen leven en de communicatie verloopt via de kinderen. De rechtbank ziet hierin geen reden om het verzoek van de vrouw niet toe te wijzen, te meer nu de communicatie al gedurende lange tijd niet goed is tussen partijen.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen en daar een zwaarwegend belang aan toegekend dat zowel [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ieder afzonderlijk van elkaar tijdens hun gesprek met de kinderrechter ondubbelzinnig hebben aangegeven dat zij absoluut bij de moeder willen blijven wonen en mee willen naar de Verenigde Staten. Zij vinden het spannend om nu voor een langere periode naar de Verenigde Staten te gaan, en hoewel zij hun vrienden en familie gaan missen zien zij het bovenal als een avontuur en hebben zij er zin in. Mede gelet hierop acht de rechtbank hetgeen de vader heeft gesteld, dat de kinderen bij hem kunnen wonen, niet in het belang van de kinderen. Los van de omstandigheid dat de vader nu niet over eigen woonruimte beschikt, zou het voor de minderjarigen veel veranderingen en onrust met zich meebrengen. Zo heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij niet van plan is om in de omgeving [woonplaats 1] te gaan wonen zodat de kinderen in ieder geval niet in hun eigen vertrouwde omgeving kunnen blijven. Dit brengt met zich mee dat de kinderen niet enkel moeten wisselen van school en bekende omgeving, maar ook moeten wisselen van de ouder met wie ze nu al geruime tijd in gezinsverband hebben samengeleefd en waarvan is gebleken dat zij behoefte hebben aan haar zorg. De rechtbank heeft ook haar twijfels of de vader voldoende fysiek en emotioneel beschikbaar kan zijn voor de minderjarigen, nu hij tijdens de mondelinge behandeling aangegeven heeft dat zijn huidige vrouw de zorg voor de minderjarigen voor haar rekening kan nemen. De vader heeft letterlijk gezegd dat de kinderen daarmee de meest zorgzame moeder zullen krijgen, waarna de rechtbank de vader erop heeft gewezen dat de kinderen één moeder hebben, te weten de moeder. Daarbij komt dat de minderjarigen hebben aangegeven niet bij de vader te willen wonen, ook niet indien hij in de omgeving van [woonplaats 1] zou gaan wonen.
Al het vorenstaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de belangen van de minderjarigen het meest gediend zijn bij toewijzing van het verzoek van de moeder. Met dien verstande dat de moeder zich houdt aan de afspraken om in vaste periodes naar Nederland te komen en dat in die periodes het contact met de vader onderhouden kan worden. Hierbij dient ook in acht te worden genomen dat de kinderen hebben aangegeven dat zij tijd door willen brengen met hun vrienden in Nederland, zodat daarvoor ook ruimte moet zijn. Tot slot is de rechtbank, met de Raad, van oordeel dat deze tijdelijke verhuizing een rijkdom kan zijn voor de ontwikkeling van de minderjarigen. Zo maken ze kennis met een andere cultuur en wordt hun horizon verbreed.
4.4.
Hoewel de vader tijdens de mondelinge behandeling aan heeft gegeven in te kunnen stemmen met de tijdelijke verhuizing van [minderjarige 1] naar de Verenigde Staten, verleent de rechtbank zekerheidshalve ook voor hem vervangende toestemming. Gelet op de verstoorde relatie tussen partijen en de omstandigheid dat de vader tijdens de mondelinge behandeling aan heeft gegeven het oneens te zijn met de beslissing, acht de rechtbank dit nodig.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent aan de moeder – ter vervanging van de toestemming van de vader – toestemming om in de periode van 15 juli 2025 tot en met 22 december 2025 en vanaf 2 januari 2026 tot en met half juli 2026 en vanaf half augustus 2026 tot en met februari 2027, rekening houdend met mogelijke uitloop van het bouwproject of zo lang als het bouwproject nog niet is afgerond, te weten uiterlijk einde schooljaar 2026/2027, met de minderjarige kinderen:
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2008,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2010,
3. [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2012,
tijdelijk te verhuizen naar [plaats 2] (Verenigde Staten);
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2025 door mr. Van de Kraats, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Mandemakers als griffer, en op schrift gesteld op 9 juli 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.