ECLI:NL:RBZWB:2025:467

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
24/3954 PKV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen het UWV omdat zij vond dat er niet tijdig was beslist op haar bezwaar van 16 augustus 2023. Dit beroep werd ingetrokken nadat het UWV op 20 december 2024 alsnog een beslissing op het bezwaar had genomen. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het UWV heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Volgens de wet kan een bestuursrechter een bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft het UWV op 20 december 2024 een beslissing genomen, waarmee het UWV geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster. De rechtbank oordeelt dat het verzoek kennelijk gegrond is en kent een vergoeding van € 453,50 toe aan verzoekster, omdat haar gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de vraag of de beslistermijn was overschreden.

Daarnaast wijst de rechtbank erop dat het UWV verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van de proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.W. Ponds en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3954 PKV

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. I. Winia),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep dat was gericht tegen het volgens haar niet tijdig beslissen door het UWV op haar bezwaar van 16 augustus 2023. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op 20 december 2024 alsnog een beslissing op bezwaar genomen heeft.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 24 april 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 16 augustus 2023. Zoals is geoordeeld in de uitspraak op verzet van 20 december 2024 in de onderhavige kwestie, liep de beslistermijn tot en met 26 februari 2024 en heeft verzoekster het UWV tijdig in gebreke gesteld. Het UWV heeft op 20 december 2024 alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Hiermee is het UWV geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5 omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreven. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M.A. Vissers-van Es griffier, op 28 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.