ECLI:NL:RBZWB:2025:467
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen UWV
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen het UWV omdat zij vond dat er niet tijdig was beslist op haar bezwaar van 16 augustus 2023. Dit beroep werd ingetrokken nadat het UWV op 20 december 2024 alsnog een beslissing op het bezwaar had genomen. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het UWV heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Volgens de wet kan een bestuursrechter een bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft het UWV op 20 december 2024 een beslissing genomen, waarmee het UWV geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster. De rechtbank oordeelt dat het verzoek kennelijk gegrond is en kent een vergoeding van € 453,50 toe aan verzoekster, omdat haar gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de vraag of de beslistermijn was overschreden.
Daarnaast wijst de rechtbank erop dat het UWV verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van de proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.W. Ponds en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.