ECLI:NL:RBZWB:2025:465

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
02-287953-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van cocaïne, voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne en witwassen

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van meer dan 20 kg cocaïne, het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne en witwassen. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.W. Nillesen. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 16 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende was toegelicht en dat de dagvaarding geldig was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en aan witwassen, maar sprak hem vrij van de handel in cocaïne en van de voorbereidingshandelingen in een bepaalde periode. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 30.000,-. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-287953-23
vonnis van de meervoudige kamer van 30 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum] 1983 te [plaats 1]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Krimpen aan den IJssel
raadsman mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te ‘s-Hertogenbosch

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: het medeplegen van de handel in, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne in de periode 25 december 2019 tot en met 4 december 2023 en op 5 februari 2024;
feit 2: het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne in de periode 25 december 2019 tot en met 4 december 2023;
feit 3: het medeplegen van witwassen van geldbedragen in de periode 25 december 2019 tot en met 4 december 2023 en op 5 februari 2024.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
Door de verdediging is voor feit 3 partiële nietigheid van de dagvaarding bepleit. Dit omdat de eerste alinea van de tenlastelegging van dit feit onvoldoende concreet is. Uit de tenlastelegging volgt enkel dat verdachte het witwassen van € 13.650,- wordt verweten, maar uit het requisitoir blijkt dat de verdenking omvangrijker is.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat voor de eerste alinea van feit 3 van partiële nietigheid geen sprake is. Op grond van de inhoud van het dossier en de door hem gegeven nadere toelichting op de zitting, is voldoende duiding gegeven aan hetgeen valt onder dit deel van de tenlastelegging.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging van feit 3 op zitting voldoende door de officier van justitie is toegelicht, waardoor is verduidelijkt hoe de tenlastelegging is opgebouwd en wat verdachte daaronder wordt verweten. Zij is dan ook van oordeel dat de dagvaarding voor feit 3 geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de inhoud van het procesdossier bewezen dat verdachte de gebruiker is van de Sky-accounts [account 1] en [account 2] . Feit 1 kan worden bewezen, in die zin dat uit de chatberichten volgt dat verdachte in de ten laste gelegde periode 26 keer blokken cocaïne van 1 kilo aanwezig heeft gehad. Ook feit 2 kan worden bewezen op grond van de overige chatberichten in het dossier. Voor feit 3 kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van € 8743,- (bestaande uit de aankoop van kleding en een auto van het merk Kia Rio) heeft verhuld en een bedrag van € 22.330,- (bestaande uit het contante geldbedrag in de tissuedoos en de contante stortingen op zijn rekening) voorhanden heeft gehad, wetende dat het van misdrijf afkomstig is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair vrijspraak van de feiten 1 en 2, omdat op grond van het dossier niet de conclusie kan worden getrokken dat verdachte de exclusieve gebruiker is van de Sky-accounts. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat verdachte wel de exclusieve gebruiker hiervan is, dan moet hij eveneens van feit 1 worden vrijgesproken. Op grond van de incomplete chatberichten zonder context kan immers niet worden bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of aanwezig heeft gehad. De verdediging refereert zich voor de bewezenverklaring van feit 2. Voor feit 3 wordt – voor zover de rechtbank van oordeel is dat de dagvaarding geldig is – aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat het geldbedrag van € 13.650,- aan verdachte toebehoort. De enkele verklaring van zijn [ex-vriendin] (hierna: [ex-vriendin] ), is hiervoor onvoldoende.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Identificatie gebruiker Sky-accounts [account 1] en [account 2]
In het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek naar het plegen van mogelijk strafbare feiten door de gebruikers van cryptotelefoons van SkyECC, heeft de politie Sky-berichten ontsleuteld. Hierbij is gezocht naar berichten die verband hielden met verdovende middelen, waaronder cocaïne. Als gevolg van dit onderzoek is de politie bekend geraakt met de Sky-accounts [account 1] en [account 2] . Door de rechter-commissaris werd toestemming verleend om onderzoek te doen naar de communicatie van de gebruiker van deze Sky-accounts. Naar aanleiding hiervan ontstond er een redelijk vermoeden dat de gebruiker van de Sky-accounts betrokken is bij de handel in cocaïne en tevens een schakel is in het criminele samenwerkingsverband.
Het account [account 1] bevat chatberichten van 25 december 2019 tot en met 5 maart 2021. Op 30 december 2020 verzond het account [account 1] een chat met de mededeling dat er een nieuw account actief was, te weten [account 2] . Het account [account 2] bevat chatberichten van 30 december 2020 tot en met 5 maart 2021.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de gebruiker is van de Sky-accounts [account 1] en [account 2] . Uit de chatberichten van de Sky-accounts volgt in dit verband het volgende. Op 5 mei 2020 is door de gebruiker van [account 1] in een chatbericht gestuurd dat er tijdens een observatie door de politie een inbraak had plaatsgevonden in de woning van de zus van de gebruiker van [account 1] . Hierbij waren twee personen uit [plaats 2] aangehouden en één persoon was gevlucht. Ook werd gestuurd dat de volgende dag een inval had plaatsgevonden, dat daarbij veel geld en goederen zijn aangetroffen, dat ‘hij’ de schuld op zich had genomen en 14 dagen had gehad. Deze chatberichten corresponderen naadloos met de gegevens uit de politiesystemen, waaruit blijkt dat op 1 mei 2020 door de politie is geobserveerd bij een woning gelegen aan [adres 1] . Tijdens deze observatie werd door de politie een poging tot inbraak waargenomen en werden twee verdachten aangehouden. Zij bleken afkomstig uit [plaats 2] . Een derde verdachte is weten te ontkomen. De volgende dag vond een doorzoeking plaats in de genoemde woning en werden goederen en een groot geldbedrag aangetroffen en inbeslaggenomen. Daarbij zijn een persoon afkomstig uit Frankrijk en [broer 1] aangehouden en in bewaring gesteld.
Geconstateerd werd door de politie dat de woning aan [adres 1] wordt gehuurd door [broer 2] . Gelet op de inhoud van voornoemde chats zou de gebruiker van de [account 1] één van de broers van [broer 2] betreffen. De politie is hierop nader onderzoek gaan doen naar de [familie] , waaruit blijkt dat [broer 2] vier broers heeft. Dit zijn [broer 1] , [broer 3] , [broer 4] en verdachte.
Door de gebruiker van [account 1] werd in de chatberichten in de derde persoon over [broer 1] gesproken, namelijk over ‘hij’, waardoor hij niet de gebruiker kan zijn van dit account. Bovendien is [broer 1] aangehouden, waardoor hij niet de verzender van de berichten van na die aanhouding geweest kan zijn. Dit heeft tot gevolg dat nog drie broers de gebruiker zouden kunnen zijn, te weten [broer 3] , [broer 4] en verdachte.
Uit de chatberichten die zijn gestuurd door [account 1] blijkt verder dat wordt gesproken over ‘mijn kind’. Gebleken is dat [broer 3] geen kinderen heeft, waardoor hij niet kan worden aangemerkt als de gebruiker van het account. De enige broers met kinderen zijn [broer 4] en verdachte.
De accountnaam van de [account 1] is ‘ [accountnaam] ’. Uit stukken van de Kamer van Koophandel blijkt dat op 8 mei 2018 het [bedrijf] is ingeschreven op het [adres 2] . Dit was destijds het adres van verdachte. De accountnaam vormt dan ook een verwijzing naar het bedrijf van verdachte. Bovendien noemt de gebruiker van [account 1] zichzelf in chatberichten ‘ [bijnaam 1] ’. Verdachte heeft een lengte van 163 centimeter, terwijl zijn broers 186, 183 en 180 centimeter lang zijn. Verdachte is dan ook duidelijk de kleinste. Dat verdachte zichzelf ook ziet als ‘ [bijnaam 2] ’ volgt uit zijn naam op Facebook, te weten ‘ [bijnaam 3] ’. Dit Facebookaccount is gekoppeld aan het telefoonnummer van verdachte.
Verder volgen uit de telecomgegevens van de Sky-accounts de volgende feiten en omstandigheden. De Sky-accounts hebben het meest gebruik gemaakt van de zendmasten gestationeerd aan [adres 3] en [adres 4] . Deze zendmasten liggen respectievelijk 1300 meter en 600 meter van het toenmalige woonadres van verdachte, [adres 2] . Daarnaast is verdachte op 14 januari 2021 bekeurd in Amsterdam. Het account [account 2] straalt die dag ook aan in Amsterdam.
Op basis van de bijzonderheden in de chatberichten omtrent kinderen, de lengte van de gebruiker en [bedrijf] in combinatie met de telecomgegevens is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van de twee Sky-accounts.
Overige telefoon- en bakengegevens
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vervolgens vast dat niet alleen de twee Sky-accounts chatberichten bevatten die zien op het bezit en de (voorbereiding van de) handel in cocaïne door verdachte, maar dat dit ook blijkt uit de chatberichten met verdachte aangetroffen op de telefoon van [naam 1] (in het onderzoek Globe) en uit de tapgesprekken afkomstig van het telefoonnummer van verdachte ( [telefoonnummer] ).
Dat verdachte zich bezighield met verdovende middelen volgt bovendien uit de combinatie van de tapgesprekken van het telefoonnummer van verdachte met de camerabeelden van zijn woning, het baken onder zijn voertuig en de mastgegevens. Hieruit blijkt dat de inhoud van de chatberichten overeenkomt met de reisbewegingen die verdachte maakt.
Doorzoeking woningen
Naar aanleiding van al het bovenstaande is op 5 februari 2024 de woning van verdachte aan [adres 2] doorzocht. In de woning zijn (onder meer) de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
  • 523 gram cocaïne;
  • Samsung Galaxy S9;
  • Bonnen/facturen van (contante) betalingen van luxe artikelen;
  • Tas van het merk Louis Vuitton;
  • Jas van het merk Moncler;
  • Jas van het merk Canada Goose;
  • Bodywarmer van het merk Canada Goose;
  • Jas van het merk Moose Knuckles;
  • Autosleutels van Kia Rio met [kenteken] .
Op de Samsung Galaxy S9 van verdachte zijn wederom chatberichten over en foto’s van hoeveelheden cocaïne aangetroffen.
Ook is op 5 februari 2024 de woning van de ex-vriendin van verdachte [ex-vriendin] aan [adres 5] doorzocht. In de woning zijn (onder meer) de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
  • € 13.650,- aan contanten;
  • Horloge van het merk Gucci;
  • Drie horloges van het merk Rolex.
Feit 1 – het medeplegen van de handel in, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne in de tenlastegelegde periode omdat van een voltooide verkoop niet is gebleken. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode ten minste twintig kilogram cocaïne in zijn bezit heeft gehad. Zo stuurt verdachte op 25 december 2019 met het account [account 1] een foto door van een blok cocaïne, waarbij hij in een chatbericht schrijft dat er vandaag mooie spullen zijn binnengekomen voor een mooie prijs. Dat verdachte zich hier eind 2023 nog steeds schuldig aan maakte blijkt onder meer uit de tapgesprekken van 15 en 16 november 2023. Hierin geeft verdachte aan de beller aan dat hij een foto zal sturen van de stempel en dat hij ‘het’ bij de hand heeft. Gelet op de overige inhoud van de het dossier begrijpt de rechtbank dat hier wordt gedoeld op blokken cocaïne. Bovendien is op 5 februari 2024 523 gram cocaïne aangetroffen tijdens de doorzoeking van zijn woning aan [adres 2] .
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode hoeveelheden cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Feit 2 – het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne
Onder feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne in de periode 25 december 2019 tot en met 4 december 2023. In de tenlastelegging is expliciet opgenomen dat deze voorbereidingshandelingen zien op de Sky-accounts [account 1] en [account 2] .
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat de Sky-accounts actief waren van 25 december 2019 tot en met 5 maart 2021. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte in die periode een encryptische/PGP telefoon voorhanden heeft gehad, met behulp waarvan gebruik wordt gemaakt van de Sky-accounts [account 1] en [account 2] en waarmee (chat)gesprekken worden gevoerd over en foto’s worden gestuurd van hoeveelheden cocaïne. Hiermee heeft verdachte zich dus in deze periode schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne.
Nu de verdenking expliciet ziet op de voorbereidingshandelingen door gebruikmaking van de twee Sky-accounts en niet kan worden bewezen dat in de periode 6 maart 2021 tot en met 4 december 2023 de Sky-accounts nog actief waren, kan niet worden bewezen dat verdachte zich in deze periode schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen met behulp van deze accounts. De rechtbank zal verdachte voor dit deel van de tenlastegelegde periode vrijspreken.
Feit 3 - het medeplegen van witwassen
Vermoeden van witwassen
Op 5 februari 2024 hebben verbalisanten de woning van verdachte aan [adres 2] en de woning van [ex-vriendin] aan [adres 5] in [plaats 1] doorzocht.
De rechtbank heeft hierboven vastgesteld dat in de woning van [ex-vriendin] onder meer in beslag is genomen
€ 13.650,-aan contante gelden. [ex-vriendin] heeft bij de politie en de rechter-commissaris verklaard dat het contante geldbedrag door verdachte in de tissuedoos naast de televisie in haar woning is gelegd. Ook heeft zij verklaard dat verdachte de auto van het merk Kia Rio met [kenteken] van haar heeft gekocht en daarbij
€ 3.000,-contant heeft afgerekend. Daarnaast zijn in de woning van verdachte autosleutels van de Kia Rio met [kenteken] en aankoopbonnen van kleding aangetroffen. Gebleken is dat deze kleding in de periode 23 maart 2022 tot en met 21 april 2023 is aangeschaft, dat het een totaalbedrag van ongeveer
€ 5.743,-betreft en dat verdachte alles contant heeft afgerekend.
Mede naar aanleiding hiervan is onderzoek gedaan naar de financiële situatie van verdachte, waarbij zijn legale inkomen over 2018 tot en met 2022 is bekeken. Dit varieerde van
€ 9.300,- tot € 19.508,- netto per jaar. Opvallend is dat er in de periode 2018 tot 2021 een bedrag van
€ 8.680,-aan contante stortingen op zijn rekening zijn gedaan.
Alle voornoemde bedragen bij elkaar opgeteld, heeft verdachte in de periode 2018 tot en met 5 februari 2024 minimaal
€ 31.073,-aan contanten uitgegeven (€ 13.650 + € 3.000,- +
€ 5.743,- + € 8.680,-). Dit geldbedrag is niet afkomstig van de bankrekening van verdachte. In de periode 3 juli 2022 tot en met 13 november 2023 is namelijk maar een bedrag van
€ 1.020,- opgenomen. Van het overige geldbedrag is niet bekend wat de herkomst is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen om een vermoeden van witwassen te rechtvaardigen. Gezien dit vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk is aan te merken.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft zich tot aan de zitting beroepen op zijn zwijgrecht en dus geen verklaring afgelegd. Ten aanzien van de aanschaf van de Kia, de contante stortingen en het contante geldbedrag in de woning van [ex-vriendin] heeft verdachte ook op zitting geen verklaring afgelegd. Op zitting heeft verdachte enkel verklaard dat hij vaak via vrienden tweedehands kleding koopt voor een goedkope prijs, waarbij hij het originele bonnetje ontvangt. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet is aan te merken als concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bovendien komt verdachte erg laat, namelijk pas op de zitting, met deze verklaring.
Er is dan ook geen sprake van een verklaring omtrent de herkomst van het geld die zodanig tegenwicht biedt tegen het forse vermoeden van witwassen dat deze door het Openbaar Ministerie nader had moeten worden onderzocht.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten aanzien van de contante geldbedragen van € 3.000,- (aanschaf Kia Rio), € 8.680 (contante stortingen op bankrekening verdachte) en € 5.743,- (aanschaf kleding) de herkomst heeft verhuld en een geldbedrag (in totaal € 13.650,-) voorhanden heeft gehad, terwijl deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Medeplegen
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat ten aanzien van de drie feiten geen sprake is van medeplegen. Zij zal verdachte daarvan partieel vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op meer tijdstippen in de periode van 25 december 2019 tot en met 4 december 2023 in Nederland en op 5 februari 2024 te Tilburg, meermalen telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op meer tijdstippen in de periode van 25 december 2019 tot en met 5 maart 2021 in Nederland, meermalen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het telkens opzettelijk verkopen, afleveren en verstrekken van hoeveelheden cocaïne, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
door
- een encryptische/PGP telefoon voorhanden te hebben,
- met behulp van voornoemde encryptische/PGP-telefoon gebruik te maken van
Sky-ECC accounts te weten [account 1] en [account 2] ,
- als gebruiker van de accounts [account 1] en [account 2] encryptische chatgesprekken te voeren met anderen over het leveren, kopen en verkopen van hoeveelheden cocaïne,
- als gebruiker van de accounts [account 1] en [account 2] encryptische chatgesprekken te voeren met betrekking tot de prijs van cocaïne,
- als gebruiker van de accounts [account 1] en [account 2] afbeeldingen/foto’s van hoeveelheden cocaïne te ontvangen en versturen;
3
op meer tijdstippen in de periode van 25 december 2019 tot
en met 4 februari 2024 in Nederland,
meermalen,
telkens geldbedragen
en op 5 februari 2024, te Tilburg
een geldbedrag in totaal ongeveer 13.650,00 euro,
Sub a
- de herkomst heeft verhuld,
Sub b
- voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van het voorarrest en daarnaast een geldboete ter hoogte van
€ 20.000,-.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit om bij de straftoemeting rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is first offender en heeft kinderen waar hij voor wil zorgen. Verzocht wordt om de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstrafstraf te matigen en om geen geldboete op te leggen gelet op soort gelijke strafzaken en de financiële situatie van verdachte. Indien de duur van de gevangenisstraf aanzienlijk wordt gematigd, dan is een geldboete meer gepast.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft minstens twintig kilogram cocaïne aanwezig gehad en ongeveer anderhalf jaar lang voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne verricht. Het is algemeen bekend dat het gebruik van cocaïne, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk is voor de volksgezondheid. Door de verspreiding van drugs en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit in veel gevallen gepaard gaat met andere vormen van gewelds- en vermogenscriminaliteit. Op die manier worden ook nietsvermoedende en onschuldige burgers geconfronteerd met allerlei nare gevolgen. Bovendien gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend effect uit. Het voorgaande is ook de reden dat er op het plegen van drugsfeiten strenge straffen staan.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende meer dan vier jaar schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het geldelijk gewin en de winstaspiraties die gepaard gaan met deze drie strafbare feiten zijn enorm en doorgaans de belangrijkste drijfveer om hieraan deel te nemen. Deze elementen vormen voor de rechtbank aanleiding om, naast een gevangenisstraf, ook de oplegging van een geldboete te overwegen.
De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor de bewezenverklaarde feiten. Hij is tegen beter weten in blijven verklaren dat hij van niets weet en heeft zelfs op zitting geprobeerd de schuld in de schoenen van zijn broers te schuiven. Het feit dat verdachte geen inzicht heeft willen geven in zijn handelen baart zorgen voor de toekomst.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat zij voor feit 2 een korte periode bewezenverklaard dan is ten laste gelegd, alsook de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, aanleiding om van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf af te wijken. Zij acht de oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Daarnaast legt zij gelet op de aard van de feiten een geldboete op van € 30.000,-. Het opleggen van een geldboete naast een gevangenisstraf acht de rechtbank aangewezen gelet op het financiële motief dat aan dit strafbare feit ten grondslag zal hebben gelegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot de voorwerpen, genoemd onder nummer 1 tot en met 3, 13 tot en met 15 en 21 tot en met 26 van de onder bijlage VIII aangehechte beslaglijst. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
7.2
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen telefoontoestel is vatbaar voor verbeurdverklaring omdat verdachte hiervan de eigenaar is en de feiten 1 en 2 met behulp van deze telefoon zijn begaan.
7.3
De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden, omdat zij redelijkerwijs als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt.
  • Nummer 17 van de aangehechte beslaglijst: teruggave aan [naam 2] ;
  • Nummer 18 van de aangehechte beslaglijst: teruggave aan [naam 2] ;
  • Nummer 19 van de aangehechte beslaglijst: teruggave aan [naam 3] ;
  • Nummer 20 van de aangehechte beslaglijst: teruggave aan [ex-vriendin] ;
  • Nummer 27 van de aangehechte beslaglijst: teruggave aan [naam 2] ;
  • Nummer 28 van de aangehechte beslaglijst: teruggave aan [naam 2] .
7.4
Overweging t.a.v. € 13.650,-
Tot slot overweegt de rechtbank ten aanzien van het contante geldbedrag ter hoogte van
€ 13.650 (feit 3), dat, voor zover de rechtbank bekend, op dit in beslag genomen contante geldbedrag thans geen strafvorderlijk beslag rust, maar dat daarop enkel conservatoir beslag is gelegd. Gelet hierop zal de rechtbank over het beslag op dit contante geldbedrag geen beslissing nemen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door voorwerpen en gelden voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 3: witwassen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 30.000,-;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
185 dagen;
Beslag
- verklaart
onttrokken aan het verkeerde op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 1 tot en met 3, 13 tot en met 15 en 21 tot en met 26;
-
verklaart verbeurdhet voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd: 16;
- gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, genummerd:
* 17: teruggave aan [naam 2] ;
* 18: teruggave aan [naam 2] ;
* 19: teruggave aan [naam 3] ;
* 20: teruggave aan [ex-vriendin] ;
* 27: teruggave aan [naam 2] ;
* 28: teruggave aan [naam 2] .
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en
mr. A.G. van Hedel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 januari 2025.
Mrs. K Verschueren en mr. A.G. van Hedel zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.