ECLI:NL:RBZWB:2025:4635

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/02/397243 / FA RK 22-1970
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing kinderrechter over zorgregeling voor minderjarige na evaluatie hulpverleningstraject

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2025 een beslissing genomen over de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2010, na een evaluatie van een hulpverleningstraject. De minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], heeft in het verleden een verzoek ingediend om bij haar biologische moeder te wonen. De ouders, [de biologische moeder] en [de duomoeder], hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] en zijn in het verleden gehuwd geweest. Na hun echtscheiding in 2019 is er een ouderschapsplan opgesteld waarin de zorgregeling is vastgelegd. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen, waaronder die van 14 juni 2022, de ouders en [minderjarige] verwezen naar een hulpverleningstraject, dat positief is afgerond. Tijdens de zitting op 10 juli 2025 is gebleken dat de moeders het niet eens konden worden over de zorgregeling nu [de duomoeder] een eigen woning heeft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] loyaal is naar beide moeders en dat er behoefte is aan een duidelijke keuze in de zorgregeling. De kinderrechter heeft besloten dat [minderjarige] weer volgens de oorspronkelijke co-ouderschapsregeling zal verblijven, met een wisseling op vrijdagavond om 19.00 uur. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaakgegevens: C/02/397243 / FA RK 22-1970
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Nadere beschikking
in de zaak van
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de biologische moeder],
de biologische moeder van [minderjarige] ,
hierna te noemen [de biologische moeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de duomoeder],
de duomoeder van [minderjarige] ,
hierna te noemen [de duomoeder] ,
wonende te [woonplaats 2] .
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 14 juni 2022 en alle daarin genoemde stukken;
- het rapport van De GezinsManager van 9 januari 2025, ontvangen door de rechtbank op 20 februari 2025;
- de e-mail van [de biologische moeder] van 19 mei 2025;
- de brief per e-mail van [de duomoeder] van 20 mei 2025.
1.2. Uit de beschikking van 14 juni 2022 is het volgende gebleken:
1.2.1. De moeders zijn met elkaar gehuwd geweest. Tijdens het huwelijk is [minderjarige] geboren. Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van [datum] 2019 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De moeders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] . In het in de echtscheidingsbeschikking vermelde ouderschapsplan is bepaald dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats heeft bij [de biologische moeder] . Daarnaast zijn de moeders een regeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) overeengekomen. Daarbij is bepaald dat [minderjarige] (en haar [zusje] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2011) wekelijks van vrijdagmiddag 17.00 uur in de oneven week tot vrijdagmiddag 17.00 uur in de even week bij [de biologische moeder] verblijven en van vrijdagmiddag 17.00 uur in de even week tot vrijdagmiddag 17.00 uur in de oneven week bij [de duomoeder] . Tevens is door de moeders in het ouderschapsplan een regeling getroffen ten aanzien van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen.
1.2.2. [minderjarige] heeft in haar brief in mei 2022 gevraagd om te bepalen dat zij voortaan bij [de biologische moeder] mag wonen. Tijdens haar gesprek op 18 mei 2022 met de kinderrechter heeft ze aangegeven dat ze [de duomoeder] een paar dagen per week wil zien.
1.2.3. Bij beschikking van 14 juni 2022 zijn de moeders en [minderjarige] verwezen voor een (jeugd)hulpverleningstraject (UHA-traject) en is de beslissing op de vraag van [minderjarige] aangehouden.
1.3. Op 20 februari 2025 heeft de rechtbank van de Gemeente Etten-Leur het evaluatieverslag van 9 januari 2025 van De GezinsManager ontvangen.
1.4. Beide moeders hebben hierop per e-mail aan de rechtbank gereageerd.
1.5. Op 28 april 2025 heeft [minderjarige] gesproken met een kinderrechter.
1.6. Op 10 juli 2025 heeft de zitting met gesloten deuren plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen [de duomoeder] en [de biologische moeder] .

2.De nadere beoordeling

2.1.
Aan de kinderrechter ligt de vraag van [minderjarige] nog voor. Wat [minderjarige] eigenlijk vraagt is een wijziging van de zorgregeling zoals vastgesteld in het ouderschapsplan, gehecht aan de echtscheidingsbeschikking van [datum] 2019.
2.2.
In het evaluatieverslag van De GezinsManager staat dat er ambulante gezinsbehandeling is gestart in juli 2023. [minderjarige] heeft gesprekken met de kindertherapeut gehad. De moeders hebben een ouderschapsbemiddelingstraject doorlopen. Dit is eind 2023 afgerond. In 2024 hebben er nog enkele individuele en oudergesprekken plaatsgevonden. Die gesprekken gingen met name over hoe de moeders kunnen aansluiten bij de behoeften van [minderjarige] en haar zusje met betrekking tot de woonsituatie van [de duomoeder] en over de invloed die je zelf hebt over hoe je met situaties omgaat (cirkel van invloed). De resultaten zijn behaald. De GezinsManager heeft beschreven dat er rust en een ontspannen sfeer is tussen de moeder.
Tijdens het traject bij De GezinsManager woonde [de duomoeder] nog bij haar ouders. De GezinsManager heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van [minderjarige] als zij daar nog langere tijd moet opgroeien. Het lijkt namelijk dat opa en oma onvoldoende kunnen aansluiten bij wat [minderjarige] en haar [zusje] nodig hebben en dit zorgt voor spanningen. [minderjarige] heeft gedurende het traject de wens uitgesproken om één nachtje meer per week bij [de biologische moeder] te zijn, voor de tijd dat [de duomoeder] nog samen met opa en oma in één huis woont. Dit is na de kerstvakantie in 2024 van start gegaan.
2.3.
[minderjarige] heeft tijdens haar gesprek met een kinderrechter op 28 april 2025, kort samengevat, verteld dat het beter met haar gaat. Zij is nu op donderdag 19.00 uur tot vrijdagavond (de week daarop) om 19.00 uur bij [de biologische moeder] en van vrijdag 19.00 uur tot donderdag 19.00 uur bij [de duomoeder] . Ze vindt het goed zoals dit nu gaat. [de duomoeder] heeft een huis gevonden. Op de vraag of dan weer iets meer tijd bij [de duomoeder] wil zijn, heeft [minderjarige] aangegeven dat dit misschien wel mag als ze het zou vragen. Ze vindt het goed als de kinderrechter een zorgregeling vastlegt.
2.4.
Uit de e-mails van de moeders en tijdens de zitting is gebleken dat de moeders het niet met elkaar eens kunnen worden over de zorgregeling nu [de duomoeder] een eigen woning heeft. [de biologische moeder] heeft hierover aangegeven dat [minderjarige] (en haar [zusje] ) bij haar vertellen dat ze de extra dag bij haar willen blijven. [de duomoeder] heeft aangegeven dat ze bij haar aangeven terug naar de oude zorgregeling te willen. De wisseling zou dan op vrijdagavond om 19.00 uur zijn. Zij heeft nog contact gehad met de kindertherapeute en haar is bevestigd dat toentertijd met [minderjarige] is afgesproken dat de extra dag bij [de biologische moeder] tijdelijk zou zijn, namelijk tot [de duomoeder] een eigen woning zou hebben.
2.5.
[minderjarige] heeft als minderjarige geen formele rechtsingang, dus zij kan niet een officieel verzoek indienen. Op grond van artikel 1:253a juncto artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter wel ambtshalve een beslissing geven over de zorgverdeling als haar blijkt dat een minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt. Aangezien alleen [minderjarige] een brief aan de kinderrechter heeft gestuurd, kan de kinderrechter alleen een ambtshalve een beslissing over haar nemen en dus niet over haar [zusje] .
2.6.
Uit het kindgesprek met [minderjarige] en uit wat de moeders tijdens de zitting hebben verteld, blijkt dat [minderjarige] loyaal is naar haar beide moeders. Tijdens het kindgesprek is de kinderrechter gebleken dat [minderjarige] eigenlijk niet zelf wil kiezen; ze vindt de ene keuze goed, maar de andere keuze zou ook goed zijn. Het komt in de praktijk regelmatig voor dat kinderen uit loyaliteit en omdat zij geen keuze willen maken, iets anders tegen de ene ouder dan tegen de andere ouder zeggen. Daar is bij [minderjarige] vermoedelijk ook sprake van.
De kinderrechter vindt het in het belang van [minderjarige] dat er voor haar een duidelijke keuze wordt gemaakt. Ondanks het goed afgeronde traject bij De GezinsManager lukt het de moeders helaas niet om in onderling overleg samen een keuze hierin te maken. Daarom zal de kinderrechter dit doen.
2.7
De kinderrechter ziet onvoldoende redenen om nog langer af te wijken van de afspraak over het co-ouderschap zoals de moeders in 2019 in het ouderschapsplan hebben gemaakt. De moeders hebben na de echtscheiding duidelijk de intentie gehad dat [minderjarige] en haar zusje de helft van de tijd bij [de biologische moeder] en de helft van de tijd bij [de duomoeder] zouden verblijven. Op aangeven van [minderjarige] is dat eind 2024 tijdelijk gewijzigd. Uit het verslag van De GezinsManager blijkt dat de dag extra bij [de biologische moeder] zou gelden voor de periode dat [de duomoeder] nog bij opa en oma zou wonen. De andere zorgen die [minderjarige] eerder heeft geuit bij de kinderrechter lijken met het traject bij De GezinsManager weggenomen te zijn. [minderjarige] heeft in het laatste gesprek aan de kinderrechter verteld dat het beter met haar gaat. De reden van de dag minder bij [de duomoeder] was dus enkel vanwege de thuissituatie (het wonen bij opa en oma). [de duomoeder] heeft echter inmiddels een eigen woning. Daarin is dus geen reden meer gelegen om af te wijken van de co-ouderschapsregeling.
2.8.
De kinderrechter zal daarom ambtshalve bepalen dat [minderjarige] weer volgens de (oorspronkelijke) co-ouderschapsregeling bij de moeders zal verblijven, met de wisseling op vrijdagavond om 19.00 uur.
2.9.
Deze beslissing zal de kinderrechter uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat zij in het in belang van [minderjarige] vindt dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
2.10.
Aan [minderjarige] zal een brief worden gestuurd met de volgende inhoud:
Beste [minderjarige] ,
Op 28 april heb jij voor de tweede keer gesproken met een kinderrechter. Op 10 juli heeft er een zitting plaatsgevonden, waarbij jouw moeders gesproken hebben met een kinderrechter. De kinderrechter heeft daarna een beslissing genomen op jouw vraag (van drie jaar geleden) of jij bij mama [de biologische moeder] mag wonen. In deze brief laat ik je de beslissing van de kinderrechter weten.
Bij De GezinsManager heb jij eind vorig jaar gevraagd of je één dag extra bij mama [de biologische moeder] mag blijven, zolang mama [de duomoeder] nog bij jouw opa en oma zou wonen. Jouw moeders hebben dat toen goed gevonden.
Mama [de duomoeder] heeft sinds kort een eigen huis. De enige vraag die er nu nog is, is of je weer de helft van de tijd bij één van jouw moeders zal zijn of die ene dag extra bij mama [de biologische moeder] zal blijven. De kinderrechter heeft hierover een beslissing genomen.
De kinderrechter heeft besloten dat je weer de helft van de tijd bij mama [de biologische moeder] en de helft van de tijd bij mama [de duomoeder] zal zijn, waarbij de wisseling is op vrijdagavond om 19.00 uur. Dit is de regeling die jouw moeders ook samen gekozen hebben toen zij gingen scheiden. Nu mama [de duomoeder] een eigen huis heeft, zijn er geen redenen meer om dat niet te doen.
Het is nu zomervakantie, dus nu is de regeling anders. Maar na de zomervakantie zal je dus weer om en om een week bij mama [de biologische moeder] en een week bij mama [de duomoeder] zijn.
De kinderrechter mag alleen over jou een beslissing nemen en niet over [zusje] , omdat alleen jij een brief hebt gestuurd aan de kinderrechter. Jouw moeders moeten samen een beslissing nemen over [zusje] .
Ik wens je nog een fijne zomervakantie.
Met vriendelijke groet,
De griffier

3.De beslissing

De kinderrechter:
3.1.
bepaalt ambtshalve dat, in wijziging op het ouderschapsplan uit 2019, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, [minderjarige] in de ene week van vrijdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur bij [de biologische moeder] en in de andere week van vrijdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur bij [de duomoeder] zal verblijven;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld
a. door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden: [1]

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van de rechtbank Breda .