ECLI:NL:RBZWB:2025:4633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
02/800157-08
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis en verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2025 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1988, die verblijft in een tbs-instelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene in het verleden is veroordeeld tot tbs met voorwaarden wegens meerdere diefstallen met geweld. De tbs is eerder omgezet naar tbs met verpleging van overheidswege en is in juli 2024 verlengd voor een jaar. Tijdens de zitting op 2 juli 2025 is de betrokkene gehoord, evenals zijn raadsman en een deskundige. De tbs-instelling heeft geadviseerd om de tbs met één jaar te verlengen, gezien de aanhoudende verslavingsproblematiek en de noodzaak voor professionele begeleiding. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid als redenen voor verlenging van de tbs geconstateerd. De rechtbank heeft besloten om de tbs met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen, waarbij de motivatie van de betrokkene en de voortgang van de behandeling centraal stonden. De rechtbank benadrukt dat deze verlenging niet automatisch leidt tot een voorwaardelijke beëindiging van de tbs in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/800157-08
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 16 juli 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
verblijvende bij [kliniek]

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 3 juni 2025, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna tbs) met één jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene;
- het rapport van [tbs-instelling] (hierna: de tbs-instelling) d.d. 19 mei 2025, waarin het advies van de tbs-instelling is vermeld.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 1 juli 2010 is betrokkene in hoger
beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 773 dagen, waarvan één dag
voorwaardelijk, en tbs met voorwaarden wegens zeven diefstallen met geweld.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om misdrijven zoals bedoeld in artikel 38a. eerste
lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs met voorwaarden is op 16 juli 2010 aangevangen.
Bij beslissing van deze rechtbank van 18 oktober 2012 is de tbs met voorwaarden omgezet
in een tbs met verpleging van overheidswege.
Deze beslissing is op 7 maart 2013 door het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden bevestigd.
De tbs is bij beslissing van 22 juli 2024 verlengd voor een termijn van één jaar.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 2 juli 2025 is de officier van justitie gehoord.
Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.M. van Wersch, advocaat te Amsterdam.
Voorts is de deskundige de heer Bos, GZ-psycholoog en behandelcoördinator gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen met één jaar.
De tbs-instelling heeft daartoe aangevoerd dat er bij betrokkene sprake is van een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis met gedragsproblemen, een stoornis in middelengebruik en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vooral borderline, maar ook antisociale en afhankelijke trekken.
Betrokkene heeft in juli 2024 weer cocaïne gebruikt. Hij heeft driemaal een positieve urinecontrole afgeleverd. Ook nadat hij hiermee is geconfronteerd heeft hij nog cocaïne gebruikt. Na gesprekken kan hij uiteindelijk hardop aangeven dat zijn verslavingsproblematiek groter is dan hij tot nu toe heeft willen erkennen. Gelet op de hardnekkigheid van de problematiek is betrokkene in december 2024 geplaatst binnen de
verslavingskliniek van [organisatie] (beveiligingsniveau 3) en het verblijf aldaar verloopt redelijk, met die kanttekening dat verslavingsproblematiek nog altijd prominent aanwezig is gezien zijn cocaïnegebruik ten tijde van de plaatsing op de FVK en het recente gebruik in april 2025. In de toekomst heeft betrokkene, in ieder geval de eerste jaren, blijvend professionele begeleiding/ondersteuning nodig om het recidiverisico laag te houden.
Er wordt gevraagd om de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar,
met continuering van verpleging van overheidswege. Eén jaar wordt geadviseerd ter motivering van betrokkene, wetende dat de huidige terugval in gebruik duidelijk maakt dat de stappen die nog gemaakt moeten worden zorgvuldig genomen dienen te worden om afschaling van het beveiligingsniveau te kunnen realiseren. Het advies van één jaar wil niet zeggen dat er over een jaar sprake zou kunnen zijn van een stap richting een voorwaardelijke beëindiging.
Ter zitting heeft de deskundige daaraan nog het volgende toegevoegd. Op dit moment heeft betrokkene een time out, omdat de samenwerking met het personeel en de groepsdynamiek veel met hem doet. Door zijn CVA kunnen prikkels hem in stemming ontregelen. De behandeling is in de beginfase en de hoop is dat de rust terug kan keren. Het woonperspectief waarop uiteindelijk moet worden uitgekomen bestaat uit strakke nabijheid van hulp zonder groepsdynamiek. Eerst moet de komende weken het traject weer worden opgestart. De huidige stoornis bestaat uit de verslaving en borderline problematiek. Het is niet zo dat betrokkene direct afglijdt als hij weer een keer gebruikt, maar zonder behandeling en hulp zal hij uiteindelijk in een zodanige negatieve spiraal terechtkomen dat het weer mis gaat. Dat is het risico. Wil het behandelteam betrokkene niet verliezen dan moet er worden verlengd met een jaar in plaats van twee jaar. Mede door zijn neurocognitief functioneren kan hij twee jaar niet overzien. Verlenging met een jaar heeft een behandelinhoudelijke meerwaarde, zonder dat er sprake is van een garantie op beëindiging of iets dergelijks. De behandeling binnen de FVK is nog niet klaar en we moeten niet te snel gaan.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met één jaar te verlengen gebleven.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij vindt dat de behandeling nog niet is afgerond, maar dat hij toe is aan een omgeving waarin hij rust heeft. Betrokkene is moe, maar probeert krachtig te blijven. De afgelopen periode heeft hij geleerd emoties te herkennen en erkennen. Ook laat hij deze emoties tegenwoordig zien. Betrokkene heeft wel het idee dat er, ook al laat hij zijn emoties nu zien, niet goed naar hem wordt geluisterd.
De verdediging heeft betoogd dat de tbs met één jaar moet worden verlengd. Uit hetgeen door de deskundige op zitting naar voren is gebracht volgt dat dit niet alleen nodig is om de motivatie van betrokkene te behouden, maar ook omdat het een behandeldoel dient.

6.Het oordeel van de rechtbank

De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Gelet op het advies van de tbs-instelling en de toelichting door de deskundige op zitting wordt nog steeds voldaan aan de wettelijke criteria. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de algemene veiligheid van personen eist dat de tbs wordt verlengd.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de tbs-maatregel met één of twee jaar moet worden verlengd. De rechtbank ziet dat betrokkene ontzettend zijn best doet en meewerkt met alle mogelijke behandelingen. De rechtbank begrijpt dat verdachte moe is en wel klaar is met de tbs. Gelet hierop verdient het een compliment dat verdachte desondanks aangeeft dat hij nog niet klaar is met de behandeling en zegt zich te blijven inzetten.
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de toelichting van de deskundige op zitting wel vast dat de behandeling en resocialisatie van betrokkene waarschijnlijk nog langer dan een jaar in beslag zullen nemen. Het uitgangspunt is dat de tbs-maatregel dient te worden verlengd met een termijn van twee jaar als aannemelijk is dat de behandeling en resocialisatie van de betrokkene in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zullen nemen dan de tijd die nog resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van één jaar.
De rechtbank ziet in het geval van betrokkene redenen om van dit uitgangspunt af te wijken. Ter zitting is duidelijk geworden dat verlenging met één jaar niet alleen noodzakelijk is voor de motivatie van betrokkene, maar ook en vooral dat dit een wezenlijk behandeldoel dient, zowel voor de behandeling zelf als de slagingskans van de behandeling. Het is zowel in het belang van betrokkene als dat van de maatschappij dat de beslissing een zo voortvarend mogelijke behandeling mogelijk maakt. In deze zaak is daarvoor verlenging met één jaar noodzakelijk. De rechtbank hecht er wel aan om, net als de deskundige, te benadrukken dat dit niet automatisch betekent dat over een jaar voorwaardelijke beëindiging plaats zal vinden. Dit is afhankelijk van veel verschillende factoren en is op dit moment niet het meest reële scenario.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de tbs met verpleging van overheidswege van betrokkene wordt verlengd met één jaar.

7.De beslissing.

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R. Heitzman en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 juli 2025.
Mr. Boogert is niet in de gelegenheid om deze beslissing mede te ondertekenen.