ECLI:NL:RBZWB:2025:4627

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
429500
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 4 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2011. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een zitting met gesloten deuren, waarbij een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig was. De moeder van de minderjarige was niet verschenen, maar had laten weten dat zij geen vervoer had. De kinderrechter heeft besloten de behandeling voort te zetten zonder haar aanwezigheid. De GI heeft aangegeven dat de situatie van de minderjarige zorgwekkend is, met signalen van sociaal wenselijk gedrag en een loyaliteitsconflict. De moeder heeft moeite met het contact en de hulpverlening, en er zijn zorgen over de invloed van de meerderjarige broer op de dynamiek binnen het gezin. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan en heeft het verzoek van de GI toegewezen. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 15 januari 2026, met de noodzaak voor de moeder om serieuze stappen te zetten in haar persoonlijke problematiek. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de minderjarige zo snel mogelijk duidelijkheid heeft over haar situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/429500 / JE RK 24-2189
Datum uitspraak: 4 juli 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 9 januari 2025;
  • de brief van de GI, ontvangen door de griffie op 28 mei 2025.
1.2.
Op 4 juli 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij was een vertegenwoordiger van de GI aanwezig.
1.3.
Hoewel daartoe correct opgeroepen, is de moeder niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Desgevraagd heeft de GI aan de kinderrechter meegedeeld dat de moeder haar zojuist heeft bericht dat zij geen vervoer heeft om de zitting bij te wonen. De kinderrechter besluit daarop de mondelinge behandeling voort te zetten bij afwezigheid van de moeder.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 januari 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 15 januari 2025 tot 15 juli 2025. De beslissing op het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de nog resterende periode is aangehouden.

3.Het (resterende) verzoek

3.1.
Aan de orde is het resterende deel van het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de resterende periode, te weten met
ingang van 15 juli 2025 tot 15 januari 2026, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het resterende verzoek wordt gehandhaafd. Het contact met de moeder verloopt wisselend. Soms is er goed en prettig contact, maar er zijn ook periodes waarin de moeder niet bereikbaar is. De moeder geeft zelf aan dat zij zich zorgen maakt over haar dochter en erkent dat ook de situatie met haar thuiswonende meerderjarige zoon van invloed is. De GI kijkt op dit moment of er een betere woonplek voor hem kan worden gevonden. Hoewel hij meerderjarig is en dat niet direct onder de taak van de GI valt, vindt de GI het belangrijk om het hele gezin mee te nemen in het beeld, omdat alles met elkaar samenhangt en er rust moet komen. In het gezin lijken bepaalde problemen zich te blijven herhalen en dat moet doorbroken worden. De hulp die de moeder nu krijgt, is tot nu toe niet genoeg geweest om echt verandering in de situatie te brengen. Meer passende psychologische hulp zou haar hierbij kunnen ondersteunen. De GI maakt zich veel zorgen over [minderjarige] . De school ziet dat zij zich anders gedraagt en sociaal wenselijk gedrag laat zien. Er is een vermoeden dat zij zich in een loyaliteitsconflict bevindt. Er is begeleiding aangevraagd via [hulpverlening] , maar omdat die organisatie niet in de regio van [minderjarige] ’s woonplaats werkt, moet daar een speciaal contract voor komen. Dat kost wat tijd. De GI wil daarnaast een verklarende analyse doen om beter te begrijpen wat er speelt in het gezin. Op die manier kan er gerichter worden gewerkt aan verandering, met als doel meer rust en veiligheid voor iedereen. Het is belangrijk dat de samenwerking met de moeder blijft bestaan, zoals nu het geval is, zodat er in vertrouwen verder gewerkt kan worden aan wat het gezin nodig heeft.
Tot slot geeft de GI aan het belangrijk te vinden dat bij een volgende verlenging zowel de moeder als [minderjarige] door de kinderrechter worden gehoord, zodat zij ook hun eigen verhaal kunnen doen en het gesprek met de kinderrechter aangaan.

5.De nadere beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits
aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de
minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen
niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag
uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige
aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en
opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals hierboven vermeld. De kinderrechter wijst het resterende deel van het verzoek van de GI toe. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] wordt verlengd tot 15 januari 2026. De kinderrechter licht dit als volgt toe.
5.3.
Het gezin heeft de afgelopen jaren een zware periode doorgemaakt, met blijvende gevolgen die nog steeds zichtbaar zijn. Binnen het gezin lijken hardnekkige patronen te bestaan die tot op heden niet doorbroken zijn, ondanks de inzet van hulpverlening. [minderjarige] laat zorgwekkend gedrag zien. De school geeft aan dat zij niet zichzelf is en sociaal wenselijk gedrag laat zien. Zelf geeft [minderjarige] aan dat ze op haar tenen loopt sinds haar meerderjarige broer weer thuis is komen wonen. Die situatie brengt spanningen mee, waarin zij zich niet veilig voelt om zichzelf te zijn. Het is van belang dat er rust en structuur komt binnen het gezin. [minderjarige] verdient een veilige omgeving waarin ze tot ontwikkeling kan komen, zonder voortdurend alert te hoeven zijn op spanningen of loyaliteitsconflicten. Om de rust te verzekeren is het noodzakelijk dat de moeder serieuze stappen zet in het aanpakken van haar persoonlijke problematiek. Tot nu toe is de geboden hulp onvoldoende effectief; er is behoefte aan intensievere (psychologische) ondersteuning. Ook dient er voor de meerderjarige broer passende hulp te worden ingezet. Zijn aanwezigheid binnen het gezin heeft invloed op de dynamiek. Daarnaast moet er voor [minderjarige] begeleiding worden gestart via [hulpverlening] , zodat zij op laagdrempelige wijze steun krijgt. Een verklarende analyse zal worden uitgevoerd om inzicht te krijgen in de onderliggende patronen binnen het gezin, zodat gericht gewerkt kan worden aan doorbraak van die patronen en herstel van de gezinsbalans. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de GI de hulp die nu loopt en nog gestart wordt blijft coördineren en monitoren, zodat de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] goed in beeld blijven.
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan en het belang dat
[minderjarige] hierover duidelijkheid ervaart, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht
door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen
hoger beroep wordt ingesteld.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 15 juli 2025 tot 15 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Busselaar als griffier, en op schrift gesteld op 15 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.