ECLI:NL:RBZWB:2025:4610

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
C/02/432725 / FA RK 25-1173
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling naar aanleiding van een informele rechtsingang

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een zorgregeling voor een minderjarige. De zaak betreft [minderjarige], geboren in 2010, en zijn ouders, [de moeder] en [de vader]. De moeder woont in [woonplaats 1] en de vader in [woonplaats 2]. De informant in deze procedure is de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, hierna de GI. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over de situatie van [minderjarige].

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2025 was de vader niet aanwezig, terwijl de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de GI wel aanwezig waren. De rechtbank heeft eerder, op 24 april 2025, bepaald dat er geen contact tussen [minderjarige] en de vader zou plaatsvinden, en deze beslissing is in afwachting van verdere rapportages van de Raad aangehouden. De Raad heeft in zijn rapport aangegeven dat [minderjarige] sinds de zomervakantie van 2024 geen contact meer heeft gehad met zijn vader, wat zorgwekkend is voor zijn ontwikkeling. De Raad heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI.

In de uitspraak van 14 juli 2025 heeft de rechtbank besloten dat er voorlopig geen contact tussen [minderjarige] en de vader zal zijn, tenzij de GI tijdens de ondertoezichtstelling mogelijkheden voor contactherstel ziet. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige] zelf ook op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen en dat er hulpverlening voor hem en zijn ouders zal worden ingezet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/432725 / FA RK 25-1173
Datum uitspraak: 14 juli 2025
Beschikking wijziging zorgregeling naar aanleiding van een informele rechtsingang
in de zaak van
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] .
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .
Als informant wordt aangemerkt:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 24 april 2025 en alle daarin vermelde en genoemde stukken;
- het Raadsrapport van 28 april 2025;
- het e-mailbericht van [minderjarige] van 12 juni 2025.
1.2.
Op 13 juni 2025 heeft een mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden, waarbij de moeder, een vertegenwoordigster van de Raad en een vertegenwoordigster namens de GI aanwezig waren. Ondanks behoorlijke oproeping, is de vader niet verschenen. De rechtbank heeft de zaak vanwege de samenhang gelijktijdig met zaaknummer C/02/434884 / JE RK 25-806 (
verzoek tot ondertoezichtstelling) behandeld. Op zaaknummer C/02/434884 / JE RK 25-806 wordt per separate beschikking beslist.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter kort samengevat wat [minderjarige] in zijn e-mailbericht aan de rechter heeft geschreven. De aanwezigen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Naar aanleiding van de brief van [minderjarige] van 6 maart 2025, het gesprek tussen de rechter en [minderjarige] op 20 maart 2025 en de mondelinge behandeling van 11 april 2025 heeft de rechter bij beschikking van 24 april 2025 bepaald dat er in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggeen contact tussen [minderjarige] en de vader plaatsvindt. De rechter heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van het rapport van de Raad.
2.2.
De rechtbank heeft op 28 april 2025 het Raadsrapport ontvangen. Hieruit volgt dat [minderjarige] sinds de zomervakantie 2024 op geen enkele wijze contact met de vader heeft gehad. Bij [jeugdhulp] heeft [minderjarige] aangegeven dat dit komt door het alcoholgebruik van zijn vader en diens partner en door de ruzies tussen de vader en zijn partner, waar [minderjarige] getuige van is geweest. De Raad vindt het voorstelbaar dat de gevolgen van de scheiding tussen de ouders en het patroon van negatieve communicatie tussen de ouders mogelijk ook een rol spelen. De Raad maakt zich verder zorgen over het ontwikkelen van loyaliteitsproblemen door [minderjarige] en over het feit dat [minderjarige] wordt belast met spanningen in de thuissituatie en volwassenproblematiek, hoewel de ouders dit niet bewust lijken te doen. Daarnaast heeft [minderjarige] de neiging om de zorgrol van de moeder over te nemen. Om die redenen heeft de Raad verzocht om [minderjarige] (en zijn broers) onder toezicht van de GI te stellen.
2.3.
[minderjarige] heeft op 12 juni 2025 een e-mailbericht aan de rechtbank gestuurd. [minderjarige] heeft laten weten dat hij wil dat het juridisch wordt geregeld dat hij geen contact meer met zijn vader hoeft te hebben. Hij hoopt ook dat de instanties betere hulp gaan geven. [minderjarige] vindt dat de moeder alles goed doet om [minderjarige] (en zijn broers) te helpen. Verder vindt hij dat de vriendin van zijn vader naar een psycholoog moet vanwege zelfmoordneigingen, alcohol drinken in het bijzijn van kinderen en het roken in huis en in de auto in het bijzijn van kinderen.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is opnieuw de vraag van [minderjarige] besproken. [minderjarige] wil dat de zorgregeling wordt gewijzigd, zodat er geen contact tussen hem en de vader hoeft plaats te vinden. De vader is, ondanks behoorlijke oproeping, tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat [minderjarige] veel rust ervaart na de beslissing van de rechtbank van 24 april 2025, waarbij is bepaald dat [minderjarige]
voorlopiggeen contact met de vader hoeft te hebben. De moeder benoemt dat [minderjarige] heeft aangegeven dat hij nog steeds geen contact met de vader wil. Zij heeft tegen [minderjarige] gezegd dat hij misschien later weer contact met de vader kan hebben, bijvoorbeeld als de vader hulpverlening heeft gehad. Als [minderjarige] weer contact met de vader wil, zal de moeder dit niet tegenhouden. Zij zou [minderjarige] daar juist bij helpen.
2.5.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat er hulpverlening - voor onder andere de vader - nodig is en dat daarin eerst stappen moeten worden gezet om ruimte bij [minderjarige] te creëren, waarna de GI vervolgens binnen de ondertoezichtstelling kan onderzoeken of contactherstel tussen [minderjarige] en de vader mogelijk is en hoe het contact tussen hen eruit zou kunnen zien.
2.6.
De rechter vindt het fijn om te horen dat [minderjarige] de afgelopen periode tot rust is gekomen, nadat de ouders gezamenlijk hebben beslist dat er voorlopig geen contact tussen [minderjarige] en de vader is. Ook vindt zij het positief dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat zij [minderjarige] wil helpen op het moment dat hij weer contact met de vader zou willen. De rechter heeft verder, zowel van [minderjarige] zelf als van de moeder, begrepen dat [minderjarige] op dit moment nog steeds geen contact met de vader wil.
Om de ouders en [minderjarige] te helpen en de zorgen over [minderjarige] weg te kunnen nemen, heeft de kinderrechter bij beschikking van 13 juni 2025 [minderjarige] (en zijn broers) onder toezicht van de GI gesteld. Dit naar aanleiding van ontwikkelingsbedreigingen die voortkomen uit meerdere factoren die zich voordoen binnen beide opvoedsituaties. Uit de beschikking van 13 juni 2025 volgt onder andere dat de kinderrechter van mening is dat er voor [minderjarige] een reëel risico op (verdergaand) contactverlies met de vader is, hetgeen de kans op loyaliteitsproblemen vergoot en de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] onder druk kan zetten. Eén van de doelen waar de GI het komende jaar aan gaat werken, is dan ook dat [minderjarige] een onbelast contact met beide ouders kan hebben.
2.7.
Met de Raad vindt de rechtbank het een goed idee als de GI - op termijn - gaat onderzoeken of contactherstel tussen [minderjarige] en de vader mogelijk is en hoe dat eruit zou kunnen zien. De rechter vindt het belangrijk dat hierbij ook goed naar de mening van [minderjarige] wordt geluisterd en naar zijn belastbaarheid wordt gekeken. Verder vindt zij het passend om eerst hulpverlening in te zetten en daarin stappen te zetten, ook om eerst ruimte bij [minderjarige] te creëren. Om die reden zal de rechtbank de situatie houden zoals in de beschikking van 24 april 2025 is bepaald, waarbij de rechtbank de mogelijkheid tot contactherstel en de uitvoering van het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader (en een eventuele uitbreiding van het contact) in de handen van de GI legt.
2.8.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
2.9.
De rechtbank vindt het belangrijk dat [minderjarige] zelf ook een terugkoppeling krijgt van de beslissing van de rechtbank. Daarom zal in een aparte brief aan [minderjarige] worden uitgelegd wat de beslissing is. De rechtbank acht van belang dat beide ouders op de hoogte zijn van de inhoud van de brief. Daarom wordt hieronder de tekst van de brief weergegeven:

Beste [minderjarige] ,
De rechter heeft jou eerder op 24 april 2025 een brief gestuurd om te laten weten dat het voor de rechter moeilijk is om te beoordelen welke beslissing over de zorgregeling, en dus over het contact tussen jou en jouw vader, goed voor jou is. De rechter heeft in die brief laten weten dat zij de uitkomst van het onderzoek van de Raad zou afwachten voordat zij een beslissing neemt over de zorgregeling.
Op 28 april 2025 is het onderzoek van de Raad bij de rechtbank binnengekomen. Daaruit blijkt dat de Raad zich zorgen maakt om jou en jouw opvoedsituatie bij zowel jouw moeder als jouw vader. De Raad heeft in het rapport bijvoorbeeld opgeschreven dat jij sinds de zomervakantie 2024 geen contact meer met jouw vader hebt gehad en dat vindt de Raad zorgelijk voor jouw ontwikkeling. De Raad heeft aan de kinderrechter verzocht om jou (en jouw broers) onder toezicht van de Jeugdbescherming te stellen, zodat jouw ouders en jij hulp krijgen en de zorgen die over jou bestaan, weggaan.
Ook heeft de rechter jouw e-mail van 12 juni 2025 ontvangen. Daarin heb jij aangegeven dat je wil dat het juridisch wordt geregeld dat jij geen contact meer met jouw vader hoeft te hebben en dat jij hoopt dat de instanties betere hulp gaan geven. Ook vindt jij dat de vriendin van je vader naar een psycholoog moet vanwege zelfmoordneigingen, alcohol drinken en het roken in huis en in de auto in het bijzijn van kinderen.
Op 13 juni 2025 heeft de rechter met jouw moeder, iemand van de Raad en iemand van de Jeugdbescherming gepraat. Jouw vader was ook uitgenodigd, maar hij is niet gekomen. Met elkaar hebben wij het over jouw e-mail en het onderzoek van de Raad gehad. Jouw moeder heeft verteld dat jij de afgelopen periode tot rust bent gekomen, nadat jouw ouders samen hadden afgesproken dat jij voorlopig geen contact met jouw vader zou hebben. Ook heeft jouw moeder aangegeven dat jij nog steeds geen contact met jouw vader wil. Mocht jij toch weer contact met jouw vader willen, dan wil jouw moeder jou daarbij te helpen.
De rechter heeft beslist dat jij (en jouw broers) onder toezicht van de Jeugdbescherming worden gesteld. Dat betekent dat jouw ontwikkeling het komende jaar in de gaten wordt gehouden, dat er hulpverlening voor jou, jouw broers en jouw ouders wordt ingezet en dat ervoor wordt gezorgd dat jij op een zo goed mogelijke manier kan opgroeien. De rechter heeft van jou goed begrepen dat jij geen contact meer met jouw vader wil. Daarom laat de rechter de situatie voor nu zoals het is. Dat betekent dat jij op dit moment geen contact met jouw vader zal hebben. Wel vindt de rechter het een goed idee dat de Jeugdbescherming samen met jou gaat onderzoeken of contactherstel tussen jou en jouw vader mogelijk is en hoe dat eruit zou kunnen zien. Maar eerst zal er hulpverlening worden ingezet met als doel om de situatie voor jou te verbeteren en jou tot rust te laten komen.
Ik hoop dat het voor jou duidelijk is wat er nu gaat gebeuren.
Als je nog iets wilt vragen over deze brief, dan kun je een e-mail sturen. De contactgegevens van de rechtbank staan linksboven in deze brief.
Met vriendelijke groet, namens de rechter,
de griffier”

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat er geen contact tussen [minderjarige] en de vader is, tenzij de GI gedurende de ondertoezichtstelling, in het kader van contactherstel, contactmogelijkheden tussen [minderjarige] en de vader ziet, een en ander zoals overwogen in rechtsoverweging 2.7;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking aan de GI wordt gestuurd.
Deze beschikking is gegeven door mr Voorn, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2025, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.