ECLI:NL:RBZWB:2025:4606

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
BRE 25/3047
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting woning door burgemeester

Op 14 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een bewoner van een woning, een voorlopige voorziening vroeg tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Sluis om zijn woning voor drie maanden te sluiten. Dit besluit volgde op een doorzoeking van de woning op 28 april 2025, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid vuurwapens en munitie werd aangetroffen. Verzoeker was het niet eens met de sluiting en voerde aan dat hij niet de eigenaar was van de wapens en dat de situatie inmiddels veilig was, omdat de wapens in beslag waren genomen. De voorzieningenrechter beoordeelde of de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en of de sluiting evenredig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester op goede gronden had aangenomen dat er een ernstige vrees bestond voor verstoring van de openbare orde, gezien de aard en hoeveelheid van de aangetroffen wapens. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, oordelend dat de sluiting van de woning voor drie maanden geschikt, noodzakelijk en evenwichtig was. De voorzieningenrechter bepaalde dat verzoeker de woning moest sluiten vanaf 21 juli 2025 tot 20 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3047

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. L. van der Schee),
en

de burgemeester van de gemeente Sluis, de burgemeester(gemachtigde: mr. A. Schreijenberg).

Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [persoon 1] uit [plaats 2] (B) en
[persoon 2] uit [plaats 3] (B).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van de burgemeester om de woning van verzoeker voor de duur van drie maanden te sluiten. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de gronden van verzoeker of de burgemeester op goede gronden heeft kunnen besluiten tot het sluiten van de woning voor de duur van drie maanden.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 10 juni 2025 heeft de burgemeester de woning op het adres [adres] gesloten voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van verzoeker,
mr. A. Schreijenberg en [persoon 3] als de gemachtigden van de burgemeester.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
3. De voorzieningenrechter beoordeelt of het nodig is om het besluit van de burgemeester te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter geeft daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de burgemeester die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoeker als volgt af.
Feiten en omstandigheden
4. Verzoeker is bewoner van de woning. De woning is in eigendom van de
derde-partijen.
4.1.
Op 28 april 2025 is binnengetreden in de woning naar aanleiding van een proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen van de Eenheid Zeeland-West-Brabant, waarin gesteld werd dat in de woning en de schuur vuurwapens en munitie verstopt lagen. Verzoeker werd tijdens de doorzoeking van de woning als enige persoon aangetroffen. Op het moment van binnenkomst sliep hij op een bank in de woonkamer. Onder een kussen waarop hij had gelegen werd een geladen revolver aangetroffen. In de woonkamer werd naast de schuifpui een lang vuurwapen aangetroffen dat rechtop in een hoek stond. In een van de slaapkamers werd een pistool gevonden in een zwart kistje dat op het bed lag. Onder het matras van datzelfde bed lagen nog twee lange vuurwapens. In de deuropening van een tweede slaapkamer lagen twee pistolen op de grond. In de kantoorruimte zijn twee pistolen gevonden. Op de overloop werd een MP5-mitrailleur, opgeborgen in het foedraal, en een koffer met hierin een vuurwapen gevonden. In de woning zijn verder op verschillende plekken munitie en andere wapens aangetroffen.
4.2.
Op 1 mei 2025 heeft de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant een bestuurlijke rapportage opgemaakt van de doorzoeking van de woning. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. Verzoeker heeft hiertegen geen zienswijze ingebracht. De derde-partijen hebben – gezamenlijk – een zienswijze ingebracht. Met het besluit van 10 juni 2025 heeft de burgemeester besloten dat verzoeker de woning moet sluiten en gesloten moet houden voor een periode van drie maanden vanaf 23 juni 2025 om 10:00 uur, tot 22 september 2025 om 10:00 uur.
4.3.
Naar aanleiding van het ingediende verzoek om voorlopige voorziening heeft de burgemeester de effectuering van het bestreden besluit opgeschort in afwachting van de uitspraak op dat verzoek.
Spoedeisend belang
5. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1]
5.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verzoeker zijn woning zou moeten verlaten per 23 juni 2025. De burgemeester heeft het spoedeisend belang ook niet betwist.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
6. De burgemeester is op grond van artikel 174a, eerste lid, onder c, van de Gemeentewet bevoegd over te gaan tot sluiting van de woning indien door het aantreffen in de woning of het lokaal of op het erf van een wapen als bedoeld in artikel 2 van de
Wet wapens en munitie (Wwm) de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.
6.1.
De inhoud van de bestuurlijke rapportage wordt door verzoeker niet betwist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat daarmee vast dat in de woning wapens zijn aangetroffen als bedoeld in artikel 2 van de Wwm. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de burgemeester op goede gronden heeft aangenomen dat deze wapenvondst aanleiding geeft tot een ernstige vrees voor het ontstaan van een ernstige verstoring van de openbare orde.
6.2.
Verzoeker stelt dat de burgemeester niet bevoegd was om over te gaan tot sluiting van de woning, omdat er geen vrees ontstaat dat de openbare orde ernstig zal worden verstoord. Verzoeker voert daartoe aan dat hij niet de eigenaar is van de aangetroffen vuurwapens en munitie. Deze behoren toe aan zijn vriend die in 2014 is overleden. Daarnaast wijst verzoeker erop dat de oorzaak van het gevaar is geweken, nu alle wapens in beslag zijn genomen en ook niet is gebleken van banden met een criminele organisatie.
6.3.
De voorzieningenrechter volgt het betoog van verzoeker niet. Gelet op de aard, hoeveelheid en spreiding van de aangetroffen wapens en munitie binnen de woning, kon de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter op goede gronden aannemen dat sprake is van een ernstige vrees voor het ontstaan van een ernstige verstoring van de openbare orde. De burgemeester heeft in het verweerschrift gemotiveerd dat daarbij verschillende factoren een rol spelen. In de woning is een aanzienlijk grote hoeveelheid wapens en munitie aangetroffen, waaronder een automatisch vuurwapen. Meerdere vuurwapens waren bovendien gebruiksklaar en bevonden zich op risicovolle locaties, zoals de doorgeladen revolver onder het kussen waarop verzoeker lag te slapen op het moment dat de woning werd binnengetreden. De burgemeester heeft ook meegewogen dat de doorzoeking plaats vond naar aanleiding van het proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen van de politie. Volgens de burgemeester volgt onder meer hieruit dat er een link bestaat tussen de woning en het criminele circuit. De voorzieningenrechter leidt daaruit af dat in elk geval ook bij derden bekend was dat wapens in de woning lagen. Dit vormt een aanvullende omstandigheid die bijdraagt aan de vrees voor het ontstaan van een ernstige verstoring van de openbare orde. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten.
Mocht de burgemeester van die bevoegdheid gebruik maken?
7. Een sluiting van een woning is een ingrijpende maatregel. Als de burgemeester gebruik wil maken van zijn sluitingsbevoegdheid, moet hij het concrete geval toetsen aan het evenredigheidsbeginsel uit artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van
2 februari 2022. [2] In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat een handhavingsmaatregel geschikt en noodzakelijk moet zijn om de beoogde doelen te bereiken en dat de genomen maatregel evenwichtig moet zijn.
Geschiktheid
7.1.
De maatregel is geschikt om het doel, het wegnemen van de ernstige verstoring van de openbare orde, te bewerkstelligen. Dat staat in deze zaak niet ter discussie.
Noodzakelijkheid
7.2.
De maatregel is ook noodzakelijk. De wapens zijn weliswaar na inbeslagneming niet meer in de woning aanwezig, maar de burgemeester heeft aannemelijk gemaakt dat niet kan worden uitgesloten dat er binnenkort weer wapens in de woning aanwezig zullen zijn en dat de woning waarschijnlijk bekend is in het criminele circuit. De voorzieningenrechter ziet in dit geval geen aanleiding voor het oordeel dat sluiting voor de duur van drie maanden niet noodzakelijk en daarom disproportioneel is.
Evenwichtigheid
7.3.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de sluiting niet evenwichtig is, omdat hij zijn woning zal verliezen en geen tijdelijk onderdak kan vinden. Verzoeker heeft materialen voor zijn werk nodig en deze bevinden zich in de woning.
De burgemeester heeft in het verweerschrift onderbouwd dat verzoeker terecht kan in de beschikbare maatschappelijke opvang of in de opvang van het Leger des Heils. Daarnaast heeft de burgemeester aangegeven dat verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld om de spullen die hij nodig heeft voor zijn werk uit de woning te halen. Volgens de burgemeester weegt het belang van de bescherming van de openbare orde en veiligheid en het tegengaan van wapenhandel zwaarder dan het belang van verzoeker.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in de gegeven omstandigheden het belang van de bescherming van de openbare orde zwaarder heeft mogen laten wegen dan de door verzoeker naar voren gebrachte belangen. Ter zitting is gebleken dat verzoeker veelal ter plaatse werkt bij bedrijven. Verder is niet gebleken dat hij zijn overige werkzaamheden, zoals het opstellen van offertes, niet op een andere plek zou kunnen uitvoeren. De werkzaamheden van verzoeker zijn aldus niet gebonden aan de woning.
7.4.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de woningsluiting voor de duur van drie maanden geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. Hieruit volgt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. De voorzieningenrechter zal een nadere datum bepalen waarop de sluiting van de woning moet ingaan. Verzoeker moet de woning sluiten en gesloten houden voor een periode van drie maanden vanaf 21 juli 2025 om 10:00 uur, tot 20 oktober 2025 om 10:00 uur. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Wilbrink, griffier, op 14 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.