ECLI:NL:RBZWB:2025:4604

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
C/02/437650 KG ZA 25-368
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Oomes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie met een minderjarige naar het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die met elkaar gehuwd zijn en gezamenlijk ouderlijk gezag hebben over hun minderjarige dochter. De vrouw heeft vervangende toestemming gevraagd om met de minderjarige op vakantie te gaan naar Polen en Mallorca, terwijl de man verzoekt om vervangende toestemming voor zijn eigen vakantieplannen met de minderjarige naar Griekenland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor beide partijen, aangezien de vakanties op korte termijn plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van beide partijen gezamenlijk behandeld en heeft uiteindelijk toestemming verleend voor de vakanties van beide ouders, onder de voorwaarde dat de benodigde toestemmingsformulieren tijdig worden ondertekend. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaksgegevens: C/02/437650 KG ZA 25-368
Vonnis in kort geding van 16 juli 2025
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen de man,
wonende te [plaats 2] (Polen), feitelijk verblijvende te [plaats 3] (België),
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. C.K. Visser te Oud-Beijerland.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 juli 2025, met producties 1 en 2;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 6;
- de akte wijziging van eis, met productie 3, van de zijde van de vrouw.
1.2.
Op 14 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit vereist.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door mr. De Jongh,
- de man, bijgestaan door mr. Visser,
- mevrouw [naam 1] , tolk in de Poolse taal ( [tolknummer 1] ) voor de vrouw,
- mevrouw [naam 2] , tolk in de Poolse taal ( [tolknummer 2] ) voor de man.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit hun huwelijk is het volgende, nog minderjarige, kind geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] .
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . [minderjarige] heeft haar
hoofdverblijf bij de vrouw.
2.4.
Tussen partijen is bij deze rechtbank een echtscheidingsprocedure aanhangig met zaaknummer C/02/414465 FA RK 23-4606. Partijen zijn in die procedure doorverwezen naar hulpverlening in het kader van het Uniform Hulpaanbod. Die procedure is daartoe aangehouden tot oktober 2025. Er loopt een hulptraject bij [jeugdzorg] .
2.5.
Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 18 december 2023 is een voorlopige contactregeling tussen de man en [minderjarige] vastgesteld, waarbij de man en [minderjarige] voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar: iedere dinsdag na school tot woensdagochtend voor school, waarbij de man [minderjarige] dinsdag ophaalt van school en haar woensdagochtend naar school brengt. Daarbij is aan de vrouw een verbod opgelegd om tijdens de wisselmomenten aanwezig te zijn. Verder is bepaald dat de vrouw een dwangsom verbeurt aan de man van € 50,= per keer dat de vrouw de contactregeling en/of het wegblijven bij de wisselmomenten niet nakomt, met een maximum van € 5.000,=.

3.De vorderingen en de standpunten van partijen

In conventie en in reconventie
3.1.
De vrouw vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen in plaats van de toestemming van de man om met de minderjarige dochter van partijen [minderjarige] ,
geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] , van 17 juli 2025 tot en met
10 augustus 2025 op vakantie te gaan naar Oborki in Polen én om binnen die periode van 21 juli 2025 tot en met 28 juli 2025 met de minderjarige op vakantie te gaan naar Mallorca, Spanje;
II. de man te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De vrouw heeft haar vorderingen in de dagvaarding als volgt toegelicht. Zij wenst van 17 juli tot en met 10 augustus 2025 met de minderjarige op vakantie te gaan naar haar familie in Polen. Verder wenst zij in die periode, van 21 tot en met 28 juli 2025, met de minderjarige op vakantie te gaan naar Mallorca. De vakantie is in het belang van [minderjarige] , omdat zij in Polen zowel haar familie van moederszijde als haar familie van vaderszijde ziet. [minderjarige] verblijft op voor haar vertrouwde plekken. De man is daarmee bekend. Aangezien partijen in overleg zijn bij [jeugdzorg] , ging zij ervan uit dat de man met de vakantie zou instemmen. De man weigert echter zijn toestemming voor de vakantie die op 17 juli 2025 aanvangt. Om die reden heeft zij een spoedeisend belang bij haar vordering.
3.3.
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw en concludeert, samengevat, tot afwijzing van die vorderingen. In reconventie vordert de man, om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. aan de man vervangende toestemming te verlenen in plaats van de toestemming van
de vrouw om met de minderjarige dochter van partijen [minderjarige] ,
geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] , gedurende twee weken achtereen, ergens te bepalen in de periode vrijdag 25 juli 2025 tot en met 17 augustus 2025, op vakantie te gaan, waarvan één week naar Griekenland en één week naar Polen;
II. de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
Ter onderbouwing van zijn verweer en vorderingen voert de man, samengevat, het volgende aan. De vrouw blijft de omgang tussen hem en [minderjarige] frustreren. Zo zijn in 2024 twintig contactmomenten mislukt. Het vonnis in kort geding is op 1 oktober 2024 aan de vrouw betekend, om dwangsommen te innen. Verder heeft de vrouw [minderjarige] in de meivakantie zonder zijn toestemming meegenomen naar Polen, terwijl hij vanaf de zomer van 2023 geen enkele vakantie meer met [minderjarige] heeft kunnen doorbrengen. Hij geeft toestemming voor een vakantie van de vrouw naar Polen tot 25 juli 2025, mits de vrouw instemt met een vakantie van hem met [minderjarige] naar Griekenland tussen 26 juli en 6 augustus 2025 en een vakantie naar Polen. Hij heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, omdat de vakantie naar Griekenland al geboekt is en kan aanvangen op 26 juli 2025.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vorderingen in conventie en reconventie zich, gelet op de nauwe samenhang, lenen voor een gezamenlijke behandeling.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.2.
Nu (in ieder geval) de vrouw en [minderjarige] de Poolse nationaliteit bezitten en de man in België verblijft, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag moet worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
4.3.
De gewone verblijfplaats van [minderjarige] is in Nederland. De Nederlandse rechter is dus bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de vorderingen.
Spoedeisend belang
4.4.
Op grond van de stukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van beide partijen bij hun vorderingen vast, omdat zij op zeer korte termijn met [minderjarige] op vakantie willen gaan.
Vervangende toestemming vakantie
4.5.
Artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag, zoals over een reis met een kind naar het buitenland, op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.6.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling hebben partijen aangegeven dat zij onderling afspraken hebben gemaakt over het verblijf van [minderjarige] bij ieder van hen tijdens de zomervakantie en over hun vakanties naar het buitenland met [minderjarige] . Een korte schorsing van
de mondelinge behandeling voor nader overleg tussen partijen, heeft geleid tot definitieve overeenstemming. Partijen hebben de volgende afspraken gemaakt:
1. Tijdens de zomervakantie van 2025 verblijft [minderjarige] bij de vrouw van 17 juli 2025 tot en met 5 augustus 2025 20.00 uur.
2. De man verleent de vrouw uitdrukkelijk toestemming om gedurende de onder 1. genoemde periode met [minderjarige] naar Polen te reizen én om van 21 juli 2025 tot en met 28 juli 2025 met [minderjarige] naar Mallorca te reizen.
3. Tijdens de zomervakantie van 2025 verblijft [minderjarige] bij de man van 5 augustus 2025 20.00 uur tot en met 17 augustus 2025 12.00 uur. De man haalt [minderjarige] op
5 augustus 2025 om 20.00 uur bij de vrouw op en brengt [minderjarige] op
17 augustus 2025 om 12.00 uur naar de vrouw.
4. De vrouw verleent de man uitdrukkelijk toestemming om gedurende de onder 3. genoemde periode met [minderjarige] naar Griekenland te reizen van 6 augustus 2025 tot en met 13 augustus 2025 én om in de periode van 13 augustus 2025 tot en met 17 augustus 2025 (12.00 uur) eventueel nog naar het buitenland te reizen.
Partijen hebben hun vorderingen ten aanzien van de vervangende toestemming conform hun onderlinge afspraken gewijzigd.
4.7.
Aangezien partijen de voor de vakanties benodigde toestemmingsformulieren nog niet hebben ondertekend en de vakanties al op zeer korte termijn aanvangen (die van de vrouw drie dagen na de zitting op 17 juli 2025 en die van de man op 6 augustus 2025), zal de rechtbank – voor het geval de betreffende formulieren niet tijdig door partijen zijn ondertekend – vervangende toestemming verlenen voor de vakanties van partijen met [minderjarige] conform de tussen partijen gemaakte afspraken.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
De voorzieningenrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door partijen. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Proceskosten
4.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
5.1.
verleent – voor het geval de man de benodigde toestemmingsformulieren niet tijdig heeft ondertekend – ter vervanging van de toestemming van de man, toestemming aan de vrouw om met de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] :
- op vakantie te gaan naar Oborki (Polen) in de periode van 17 juli 2025 tot en met
5 augustus 2025,
- op vakantie te gaan naar Mallorca (Spanje) in de periode van 21 juli 2025 tot en met
28 juli 2025,
een en ander met in achtneming van de onderlinge afspraken van partijen zoals opgenomen in rechtsoverweging 4.6. van dit vonnis;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
In reconventie
5.4.
verleent – voor het geval de vrouw de benodigde toestemmingsformulieren niet tijdig heeft ondertekend – ter vervanging van de toestemming van de vrouw, toestemming aan de man om met de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] :
- op vakantie te gaan naar Griekenland in de periode van 6 augustus 2025 tot en met
13 augustus 2025,
- naar het buitenland te reizen in de periode van 13 augustus tot en met
17 augustus 2025,
een en ander met in achtneming van de onderlinge afspraken van partijen zoals opgenomen in rechtsoverweging 4.6. van dit vonnis;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025 door mr. Oomes, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Bishop-van Kollenburg, griffier.