ECLI:NL:RBZWB:2025:4603

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
02-282748-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling met een personenauto

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling. De verdachte heeft op 22 augustus 2024 te Tilburg geprobeerd een fietser, [aangeefster], met zijn auto aan te rijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet de fietser heeft geraakt, wat heeft geleid tot letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd. De tbs is dadelijk uitvoerbaar verklaard. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst, met ingang van het moment van opname in een forensisch psychiatrische kliniek. De benadeelde partij, [aangeefster], heeft een schadevergoeding van € 1.885,00 toegewezen gekregen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van de auto van de verdachte gelast en de teruggave van in beslag genomen telefoons aan de verdachte bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de psychische gevolgen voor het slachtoffer in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-282748-24
vonnis van de meervoudige kamer van 16 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg,
raadsman mr. R. el Bellaj, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op
22 augustus 2024 te [plaats] schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling, door [aangeefster] met een personenauto aan te rijden,
subsidiair ten laste gelegd als bedreiging.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling. Verdachte heeft nimmer het opzet gehad om zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster toe te brengen. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde bedreiging refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
Door [aangeefster] is op 22 augustus 2024 aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op
22 augustus 2024 omstreeks 02.15 uur vanuit Tilburg over de parallelbaan van de Bosscheweg richting [plaats] naar huis fietste. Toen zij het viaduct onder de Bechtweg naderde, zag zij een grijze auto stil staan. Aan de bestuurderszijde van deze auto stond een man (hierna: verdachte). Op het moment dat zij de auto passeerde is verdachte in de auto gestapt, startte hij de auto en is hij met de auto naast haar komen rijden. Aangeefster zag dat het raam aan de bijrijderskant omlaag was en hoorde dat verdachte onder meer tegen haar zei: “Hé meisje, ga je even mee?” Ook maakte hij sisgeluiden. Toen aangeefster en verdachte het einde van de parallelweg naderden stuurde verdachte plotseling met zijn auto richting aangeefster. Dit gebeurde volgens aangeefster snel, abrupt en bewust. Verdachte reed met zijn auto tegen het voorwiel van de fiets van aangeefster aan, waardoor zij uit evenwicht raakte en ten val is gekomen. Verdachte is vervolgens doorgereden.
Aangeefster is door een ambulance naar het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis gebracht. Daar werd geconstateerd dat zij een diepe barstwond van 2 bij 2,5 centimeter op haar achterhoofd had, een kleine kraswond op haar buik en pijn aan haar stuitje. De duur van genezing werd geschat op ongeveer twee weken.
Door de politie zijn de camerabeelden van 22 augustus 2024 met zicht op de Bosscheweg bekeken. Hierop is om 02.30 uur te zien dat verdachte met zijn auto vlak naast aangeefster rijdt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 22 augustus 2024 de grijze Volkswagen Polo bestuurde en dat hij bewust met zijn auto tegen de fiets van aangeefster is gereden.
Poging zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven beschreven omstandigheden en gedragingen blijkt dat verdachte bij het insturen op aangeefster de intentie had om haar te raken. Verdachte heeft aangeefster ook met de zijkant van zijn auto geraakt terwijl hij naast haar reed. Naar algemene ervaringsregels roept het met enige snelheid met een auto – een vervoersmiddel met niet te verwaarlozen massa – abrupt inrijden op een fietser in ieder geval de aanmerkelijke kans in het leven dat die fietser daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Dat is ook het geval als de auto niet erg hard rijdt. Gelet op het voorgaande kan op basis van de gedragingen van verdachte worden aangenomen dat verdachte vol opzet had op zware mishandeling van aangeefster. Verdachte heeft haar willens en wetens met zijn auto geraakt.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een personenauto naast voornoemde [aangeefster] (die zich op een fiets bevond) heeft gereden en
- in de richting van voornoemde fietsende [aangeefster] heeft gestuurd en
- tegen het voorwiel van de fiets van [aangeefster] aan heeft gereden
waardoor voornoemde [aangeefster] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert zij aan verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden, ongemaximeerd, met daaraan alle voorwaarden verbonden zoals door de reclassering zijn geadviseerd en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Om verdachte ook na afloop van de tbs te kunnen begeleiden, is verder gevorderd om aan verdachte op te leggen een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar gevorderd. Zij vordert tevens dat de rechtbank de voorlopige hechtenis schorst met ingang van het moment dat verdachte wordt opgenomen in een forensisch psychiatrische kliniek.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de noodzaak van het opleggen van een tbs met voorwaarden ontbreekt en dat het beoogde doel (een adequate behandeling van verdachte) kan worden gewaarborgd door een deels voorwaardelijke (lager dan gevorderd) gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden (die in het maatregelrapport worden geadviseerd). Daarnaast verzoekt de raadsman geen maatregel ex art 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Midden in de nacht op de fiets onderweg naar huis is aangeefster geconfronteerd met verdachte die haar in zijn auto volgde, dicht naast haar kwam rijden en door het geopende raam aan de bijrijderskant aansprak met ‘Hé meisje, ga je mee’ en sisgeluiden maakte om daarna plotseling tegen haar fiets aan te rijden, waardoor zij ten val kwam en letsel opliep. Na opgestaan te zijn heeft zij zich rennend in veiligheid weten te stellen. Het spreekt voor zich dat verdachte door zo te handelen grote angst en paniek bij aangeefster heeft teweeggebracht en haar zwaar had kunnen verwonden. Er zit grote ongelijkheid tussen een auto en een fiets. Het is niet verwonderlijk dat aangeefster, zoals ze aangeeft in haar slachtofferverklaring, nog steeds kampt met de psychische gevolgen van deze traumatische gebeurtenis. Dit overkwam haar vanuit het niets. Ook in de samenleving en met name in de directe omgeving leidt een dergelijke belaging tot grote onrust en gevoelens van onveiligheid en angst.
Verdachte heeft enkel gezocht naar een manier om zijn boosheid en frustratie voortkomend uit eenzaamheid af te reageren zonder stil te staan bij de gevolgen die dit voor anderen met zich zou kunnen brengen. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan. Daarbij komt dat uit het strafblad van verdachte volgt dat hij eerder (in 2020) is veroordeeld voor feiten waarbij hij zijn eigen boosheid en frustratie heeft gericht op een ander. Gelet op de omstandigheden waaronder dit had plaatsgevonden ziet de rechtbank overeenkomsten in gedraging met het onderhavige feit. Dit zal als strafverzwarend worden meegewogen.
Gevangenisstraf
Gelet op de aard en ernst van de feiten kan niet worden volstaan met enkel de oplegging van de tbs met voorwaarden. De rechtbank zal daarom aan verdachte ook een gevangenisstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met de verminderde mate waarin het feit aan verdachte kan worden toegerekend.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 11 maanden met aftrek van het voorarrest recht doet aan de aard en ernst van het feit en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Tbs met voorwaarden?
De rechtbank is van oordeel dat daarnaast aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd. Daarbij neemt zij in het bijzonder de volgende adviezen in beschouwing.
De rechtbank slaat acht op de rapportages van psychiater drs. [naam 1] en psycholoog drs. [naam 2] van respectievelijk 3 februari 2025 en 31 januari 2025. Uit die rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, lage intellectuele capaciteiten (tussen zwakbegaafd en benedengemiddeld), narcistische persoonlijkheidskenmerken en een persisterende depressieve stoornis. Volgens beide deskundigen waren de geconstateerde stoornissen aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit. Zij schatten in dat deze stoornissen zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed. De rechtbank neemt deze conclusie over in die zin dat zij hier - anders dan de officier van justitie - in strafverminderde zin rekening mee zal houden.
Volgens de deskundigen is het risico op recidive van agressief gedrag matig tot hoog. Om de kans op herhaling te beperken adviseren de deskundigen terbeschikkingstelling, gezien de chroniciteit en de ernst van de problematiek van verdachte en omdat langdurige behandeling en begeleiding noodzakelijk worden geacht, waarbij het zaak is klinisch aan te vangen om later over te schakelen op een ambulante behandelvorm. Stevige en duidelijke kaders zijn nodig om gedragsverandering te bereiken en om een gedegen risicomanagement uit te voeren, aldus de deskundigen. De psycholoog geeft daarbij aan dat het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf niet toereikend is om het recidivegevaar afdoende onder controle te kunnen houden. De deskundigen adviseren een tbs met voorwaarden op te leggen.
Ook slaat de rechtbank acht op het door de reclassering op 2 juni 2025 uitgebrachte maatregelenrapport. Daarin adviseert de reclassering positief over tbs met voorwaarden. Alhoewel een inschatting van het recidiverisico niet gegeven kan worden, aangezien verdachte de tenlastegelegde feiten ontkent, acht de reclassering een intensieve behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk om het recidiverisico te beperken. Daarbij is het advies te starten met een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek of afdeling. Verdachte toont voldoende inzet en motivatie voor een mogelijk langdurige klinische behandeling, zo geeft de reclassering aan.
Ter zitting heeft deskundige [naam 3] het rapport van de reclassering nader toegelicht. Volgens haar biedt een tbs met voorwaarden de beste kans op het bewerkstelligen van gedragsverandering bij verdachte. Zij merkt daarbij op dat eerdere interventies in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf niet succesvol zijn gebleken.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over. De rechtbank is van oordeel dat de algemene veiligheid van personen de oplegging van de tbs-maatregel eist. Uit de adviezen van de psychiater en de psycholoog blijkt de noodzaak verdachte intensief en om te beginnen klinisch te behandelen in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van tbs. Bij verdachte was tijdens het bewezenverklaarde sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Voorts is sprake van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld. De rechtbank weegt in haar oordeel verder mee dat verdachte zich bereid heeft verklaard om zich aan de door de reclassering voorgestelde voorwaarden te houden als die worden opgelegd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een tbs-maatregel met voorwaarden van na te melden duur passend en geboden. Aan de tbs-maatregel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde en in het dictum nader omschreven voorwaarden verbinden.
Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive, zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Omdat het door verdachte gepleegde misdrijf gericht was tegen en gevaar veroorzaakt heeft voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, is de duur van de maatregel niet gemaximeerd.
Geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel overweegt de rechtbank dat, gelet op het recidiverisico en de problematiek van verdachte, er een groot belang is dat verdachte langdurig wordt begeleid en dat er langdurig toezicht op hem is. De rechtbank acht dit voldoende ondervangen met de oplegging van de tbs met voorwaarden. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om daarnaast de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in art 38z Sr op te leggen. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat deze maatregel bedoeld is voor andersoortige en/of zwaardere delicten.
Geen ontzegging van de rijbevoegdheid
Naast de oplegging van de gevangenisstraf, de tbs met voorwaarden, die een langdurig toezicht op en intensieve begeleiding van verdachte met zich brengt, en de verbeurdverklaring van de auto (zie onder 8 beslag) acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid niet geboden.
Voorlopige hechtenis
Zoals hiervoor overwogen zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden opleggen en de maatregel van tbs met voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen. Een van de voorwaarden is klinische opname in een forensisch psychiatrische kliniek of afdeling. Door de reclassering is laten weten dat op dit moment geen plaats is binnen de beoogde kliniek (GGNet De Boog binnen een afdeling met beveiligingsniveau hoog) en dat de Divisie Individuele Zaken (DIZ) niet kan garanderen dat er binnen zes weken een overbruggingsplek kan worden gevonden. De kans bestaat dat DIZ verdachte niet tijdig kan plaatsen. De rechtbank overweegt daarom in het kader van de voorlopige hechtenis het volgende.
Artikel 72 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat bij alle einduitspraken het bevel voorlopige hechtenis wordt opgeheven, indien, ter zake van het feit waarvoor dat bevel is verleend, aan de verdachte noch een vrijheidsstraf van langere duur dan de reeds door hem in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, noch een maatregel welke vrijheidsbeneming medebrengt of kan medebrengen, onvoorwaardelijk is opgelegd.
De rechtbank beantwoordt de vraag of sprake is van oplegging van een sanctie als bedoeld in artikel 72 lid 3 Sv aan de hand van de op te leggen tbs-maatregel, en niet aan de hand van de door de rechtbank gekozen modaliteit van die maatregel. De rechtbank is van oordeel dat met de oplegging van de tbs-maatregel sprake is van oplegging van een maatregel die vrijheidsbeneming kan medebrengen. De rechtbank is daarom niet gehouden het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. In plaats daarvan zal de rechtbank de voorlopige hechtenis schorsen. Het met onmiddellijke ingang schorsen van dat bevel zou leiden tot een periode waarin verdachte onbehandeld terugkeert in de samenleving en effectieve handhaving van de gestelde voorwaarden onvoldoende zeker gesteld kan worden. De rechtbank zal daarom het bevel tot voorlopige hechtenis schorsen (onder dezelfde voorwaarden als gesteld in het kader van artikel 38 Sr) met ingang van het moment dat verdachte zal worden opgenomen in GGNet De Boog of in een andere Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA), dan wel Kliniek (FPK) of een soortgelijke intramurale instelling. De rechtbank is zich ervan bewust dat dat betekent dat verdachte, ook als er geen beroep wordt ingesteld, mogelijk na ommekomst van zijn gevangenisstraf enige tijd in voorarrest zal verblijven. Hoewel dat langere verblijf in voorarrest dienstig is aan de noodzakelijk geachte afdoening, is de rechtbank zich bewust van de voor verdachte onwenselijke gevolgen daarvan op korte termijn. De rechtbank verzoekt daarom de bij plaatsing, behandeling en tenuitvoerlegging betrokken instanties al het redelijkerwijs mogelijke in het werk te stellen om verdachte op zo kort mogelijke termijn te laten opnemen.

7.De benadeelde partij

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.885,00 aan materiële en immateriële schade.
7.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de gevorderde immateriële schade een matiging op zijn plaats is.
7.3
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd. Dat betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [aangeefster] en dat hij verplicht is de schade van [aangeefster] te vergoeden.
Materiële schade
De gestelde materiële schade is niet weersproken, zodat de vordering in zoverre zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank komt aan [aangeefster] op grond van artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toe. Den Hollander heeft voldoende onderbouwd wat de gevolgen van het handelen van verdachte voor haar zijn geweest en die gevolgen zijn door de verdediging niet betwist. Gelet op de aard en ernst van het letsel en de vaststaande gevolgen daarvan, en voorts gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een bedrag van € 1.500,00 billijk, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard. Dit resterende deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop het feit is gepleegd en de schade is ontstaan, zijnde
22 augustus 2024.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het
toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet
betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (personenauto
[kenteken] ) is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van dat voorwerp.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (de gsm’s) aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 38, 38a, 43a, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 72 van het Wetboek van Strafvordering, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:
poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 11 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum
(FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
Verdachte laat zich opnemen en behandelen in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA), dan wel Kliniek (FPK) of een soortgelijke intramurale instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, ook als dat in het kader van overbrugginszorg is. De opname start aansluitend aan de huidige detentie in het kader van de voorlopige hechtenis van verdachte. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Verdachte laat zich aansluitend aan de klinische behandeling behandelen door een forensisch ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Verdachte verblijft, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, aansluitend aan de klinische behandeling in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Verdachte dient zich op het gebied van druggebruik te houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Verdachte dient zich op het gebied van alcoholgebruik te houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest).
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer [aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 2005, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met agressief filmmateriaal en dat dit op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
Grensoverschrijdende (zowel seksueel als gewelddadige) content op het internet.
Het bezoeken van een digitale omgeving waarin gewelddadig gedrag getoond en/of verheerlijkt wordt. Waaronder websites zoals watchpeopledie.tv of websites met soortgelijke content.
Het verspreiden van gewelddadige content.
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen.
- draagt aan Reclassering Nederland op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Voorlopige hechtenis
-
Schorst de voorlopige hechtenismet ingang van het moment waarop verdachte wordt opgenomen in GGNet De Boog of in een andere Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA), dan wel Kliniek (FPK) of een soortgelijke intramurale instelling. Aan deze schorsing zijn dezelfde voorwaarden verbonden zoals hiervoor bij de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling
.
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangeefster]van
€ 1.885,00, waarvan € 385,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangeefster],
€ 1.885,00, te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
28 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
-
verklaart verbeurdhet inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: PL2000-2024213894-G2765317, grijs, merk: Volkswagen);
- gelast de
teruggave aan verdachtevan de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
 1 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2024213894-G2765838, Samsung);
 1 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2024213894-G2767032 blauw klaphoesje, Samsung).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en
mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 juli 2025.
Mr. Boogert is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 22 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een personenauto naast voornoemde [aangeefster] (die zich op een fiets bevond) heeft gereden en/of
- in de richting van voornoemde fietsende [aangeefster] heeft gestuurd en/of
- tegen het voorwiel van de fiets van [aangeefster] aan heeft gereden
waardoor voornoemde [aangeefster] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Tilburg [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een personenauto naast voornoemde [aangeefster] (die zich op een fiets bevond) te gaan rijden en/of
- in de richting van voornoemde fietsende [aangeefster] te sturen en/of
- tegen het voorwiel van de fiets van [aangeefster] aan te rijden
waardoor voornoemde [aangeefster] ten val kwam
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht).