ECLI:NL:RBZWB:2025:46

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
02-226774-23; 09-156447-21(TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor diefstal met geweld, rekening houdend met jonge leeftijd verdachte en beschikbare begeleid wonen plek

Op 7 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de P.I. Grave. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 december 2024, waarbij de officier van justitie R. in ‘t Veld en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd beschuldigd van het samen met een ander stelen van Apple Airpods en twee elektrische fietsen, waarbij hij de slachtoffers met een vuurwapen bedreigde en een van hen sloeg. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om te oordelen. De officier van justitie vond dat het feit bewezen kon worden, terwijl de verdediging betwistte dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kon komen. De rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte door een jeugdreclasseerder en twee verbalisanten betrouwbaar was. Op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen werd de verdachte als dader geïdentificeerd. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd, waarbij geweld en bedreiging met geweld waren gebruikt. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 281 dagen op, met daarnaast 240 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de beschikbaarheid van een plek voor begeleid wonen, die per 6 januari 2025 beschikbaar zou zijn. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd gedeeltelijk in het gelijk gesteld, maar de materiële schadevergoeding werd afgewezen omdat deze niet kon worden vastgesteld. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02-226774-23; 09-156447-21(TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 januari 2025
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Grave,
raadsman mr. T. Koçabas, advocaat te Zoetermeer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 december 2024, waarbij de officier van justitie R. in ‘t Veld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter zitting is gesloten op de zitting van 7 januari 2025.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander Apple Airpods en twee elektrische fietsen heeft gestolen, waarbij hij de slachtoffers een vuurwapen heeft getoond en hen daarmee heeft bedreigd, een van de slachtoffers heeft geslagen en met een vuurwapen in de richting van een van de slachtoffers heeft geschoten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het feit kan worden bewezen. De vier aangevers hebben een betrouwbare verklaring afgelegd over het verloop van de diefstal. Verdachte is op de camerabeelden herkend door zijn jeugdreclasseerder van de William Schrikker Groep, alsmede door twee verbalisanten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De herkenning door de jeugdreclasseerder en de twee verbalisanten is niet betrouwbaar.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de vier aangiftes stelt de rechtbank vast dat de aangevers op 25 maart 2023 in [plaats] door twee personen zijn bestolen van twee elektrische fietsen en een paar Apple Airpods. Bij deze diefstal is dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en is de aangevers gezegd dat ze hun zakken moesten leegmaken omdat ze anders een kogel door de kop zouden krijgen. Daarnaast is aangever [benadeelde 1] geslagen en is met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem geschoten toen hij wegrende.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte een van de daders van deze diefstal was. Verdachte heeft ontkend iets met de diefstal te maken te hebben gehad.
Na de diefstal heeft de politie in de omgeving van de plaats delict, onder meer bij de [adres 2] en de [adres 3] in [plaats] , opnamen van deurbelcamera’s opgevraagd en gekregen om de vluchtroute van de daders in kaart te brengen. Op deze opnamen zijn de daders van de overval rijdend op de gestolen fietsen te zien en is de stem van in ieder geval een van de daders te horen. Deze opnamen zijn getoond in een uitzending van televisieprogramma Opsporing Verzocht. Naar aanleiding hiervan kwam bij de Opsporingstiplijn de melding binnen van een jeugdreclasseerder bij de William Schrikker Groep dat hij verdachte herkende op de beelden. Deze jeugdreclasseerder is als getuige gehoord en heeft verklaard dat hij werkzaam was als jeugdreclasseerder bij de William Schrikker Groep en dat hij de begeleider van verdachte was. Hij werd na de uitzending van Opsporing Verzocht gebeld door zijn teambegeleider van jeugddetentiecentrum [naam] . De teambegeleider vertelde hem dat er na het bekijken van de uitzending hilariteit was in de groep omdat de groep bij het zien van de beelden aansloeg op een jongen die zij herkenden en die daar op de groep had gezeten. Die jongen was verdachte. De jeugdreclasseerder heeft vervolgens de beelden bekeken. Hij herkende verdachte aan zijn lichaamsbouw en lengte, zijn kapsel en de klank van zijn stem. Daarnaast hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , die verdachte hebben verhoord, hem ook herkend als zijnde de persoon op de beelden.
De rechtbank beoordeelt de herkenning door de jeugdreclasseerder als betrouwbaar. De beelden waarop verdachte is herkend, zijn naar het oordeel van de rechtbank van voldoende kwaliteit om de houding en het postuur van de persoon op de fiets goed waar te kunnen nemen. De jeugdreclasseerder heeft verklaard dat hij de uitzending meerdere malen heeft bekeken omdat hij zeker wilde zijn dat hij de juiste persoon zou aangeven. Hij heeft onderbouwd hoe goed hij verdachte kende. Als begeleider van verdachte heeft hij verdachte vaak gesproken en heeft hij hem meermalen bezocht, wat volgens hem intensieve momenten waren. De jeugdreclasseerder heeft de uiterlijke kenmerken waaraan hij verdachte herkent duidelijk beschreven en heeft daarnaast verklaard verdachte aan zijn stem te herkennen. De rechtbank acht het aannemelijk dat de jeugdreclasseerder aan de hand van deze beelden verdachte - een persoon die hij goed kent - heeft kunnen herkennen. Dat de jeugdreclasseerder eerst door zijn teambegeleider is gebeld voordat hij de beelden zelf heeft bekeken, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Daarnaast is verdachte ook herkend door twee verbalisanten. Zij hebben verdachte beiden aan uiterlijke kenmerken herkend. Bovendien komt het kapsel van de persoon op de camerabeelden overeen met het kapsel van verdachte zoals te zien is op zijn SKDB-foto die dateert van 25 mei 2023, een maand na de pleegdatum.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 april 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander twee elektrische fietsen en een paar Apple Airpods die aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend te tonen aan die [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en
- die [benadeelde 1] te slaan en
- dreigend tegen voornoemde personen te zeggen dat ze hun zakken leeg moesten maken, anders zouden ze een kogel door de kop krijgen en
- met voornoemd voorwerp te schieten in de richting van de weg rennende [benadeelde 1] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft verder gevorderd om als bijzondere voorwaarden op te leggen: begeleiding door de jeugdreclassering, het volgen van een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het vinden van een zinvolle dagbesteding en dat verdachte zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die tot 6 januari 2025 duurt, zodat verdachte vanaf die datum op de vanaf dan voor hem beschikbare begeleid wonen plek kan gaan verblijven. Bij het opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal deze plek komen te vervallen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. Verder heeft de verdediging verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging. Hij heeft de slachtoffers gedwongen tot afgifte van twee elektrische fietsen en een paar Apple Airpods door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen, de slachtoffers te bedreigen, een van hen te slaan en vervolgens in de richting van een van hen te schieten toen diegene wegrende. Dit is een zeer ernstig feit dat voor gevoelens van angst bij de slachtoffers heeft gezorgd. Daarnaast kunnen dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid bij de maatschappij in het algemeen veroorzaken. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en niet voor de gevolgen van het feit voor anderen.
Op 30 september 2024 is door psycholoog drs. [psycholoog] een Pro Justitia-rapport uitgebracht over verdachte. Daaruit volgt onder meer dat bij verdachte een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking is vastgesteld. Verdachte kan vanuit de kenmerken behorende tot de antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken overgaan tot normoverschrijdend en agressief gedrag wanneer hij zich in een situatie bevindt waarin hij zich gekrenkt voelt of aan het overleven is vanwege een gebrek aan financiële middelen en/of een zwervend bestaan leidt. Verdachte beschikt over een beperkte mate van oplossingsvaardigheden, is gevoelig voor status en beïnvloeding en wordt niet afgeremd door goed werkende empathische vermogens of geweten. Vanuit zijn zwakke cognitieve vermogens is hij niet goed in staat oorzaak en gevolg te doorschouwen en staat hij niet stil bij de gevolgen voor anderen of voor hemzelf. Er is sprake van een matig tot hoog risico op geweldsrecidive. Er zijn weinig beschermende factoren aanwezig. Verdachte staat echter wel open voor praktische ondersteuning vanuit de hulpverlening en toont zich hiervoor gemotiveerd. Verdachte heeft geringe oplossingsvaardigheden, is snel gekrenkt en is autoriteitsgevoelig, heeft geen inkomen (wel schulden) en kan agressie inzetten om zijn doel te bereiken. Het risico op geweldsrecidive kan afnemen wanneer er passende hulpverlening plaatsvindt en verdachte stabiliteit en rust heeft in werk/scholing, relaties, woonomgeving en financiën.
Reclassering Nederland heeft op 9 oktober 2024 een rapportage uitgebracht over verdachte. Hieruit blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een delictpatroon dat zich kenmerkt door vermogensmisdrijven. Verdachte heeft een bewogen leven achter de rug waarin hij veelal in (gesloten) jeugdinstellingen verbleef omdat zijn moeder de opvoeding niet aankon. Het leven van verdachte was niet stabiel ten tijde van zijn aanhouding. Hij woonde bij zijn tante, maar had geen zinvolle dagbesteding, geen inkomen en kon ook weinig zaken oplossen omdat hij geen identiteitskaart had. Verdachte kan als hij vrijkomt niet meer bij zijn tante wonen. Om stabiliteit te creëren is het van belang dat verdachte in een instelling voor begeleid wonen wordt geplaatst. Verdachte heeft hulp nodig bij het regelen van praktische zaken. De reclassering acht, evenals het NIFP, geïndiceerd dat onder begeleiding van de WSG wordt gewerkt aan het stabiel krijgen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voordat kan worden overgegaan op een ambulante behandeling door een forensische polikliniek.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Daarbij sluit de rechtbank aan bij de adviezen in het NIFP-rapport en het reclasseringsrapport, waarin wordt vermeld dat verdachte, ondanks zijn zwakke cognitieve vermogens, beter functioneert in het regime van het volwassenenstrafrecht vanwege de strikte structuur die daarin aanwezig is. Verdachte verdraagt geen pedagogische beïnvloeding en bemoeienis die in het jeugdcircuit plaatsvindt en dit veroorzaakt zelfs conflicten.
Doordat verdachte betrokkenheid bij het feit ontkent, is het voor de psycholoog niet mogelijk om een verband te leggen tussen de stoornis en de verstandelijke beperking van verdachte enerzijds en het feit anderzijds. De deskundige kan daardoor enkel in algemene zin iets zeggen over het gedrag van verdachte. Het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, geven de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen stellen dat er een dergelijk verband aanwezig was. Het dossier bevat daar - als gevolg van de proceshouding van verdachte - geen concrete onderbouwing voor. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Uiteraard wordt bij de strafoplegging wel rekening gehouden met de persoon van verdachte en zijn omstandigheden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank houdt rekening met de jonge leeftijd van verdachte en de begeleid wonen plek die per 6 januari 2025 voor verdachte beschikbaar is gekomen en zal komen te vervallen als hij een langere gevangenisstraf krijgt opgelegd. Uit de rapportages is gebleken dat verdachte een dergelijke plek nodig heeft om stabiliteit te creëren in zijn leven. De rechtbank houdt ook rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur noodzakelijk en passend is. Zij zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 281 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest tot en met de dag van de uitspraak. Dat betekent dat de voorlopige hechtenis van verdachte per 8 januari 2025 afloopt, zodat hij begeleid kan gaan wonen. Naast deze onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank 240 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van een contactverbod met de slachtoffers. Uit niets is namelijk gebleken dat verdachte de slachtoffers kent of in hun buurt verkeert. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen.

7.De benadeelde partij

[benadeelde 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert een vergoeding van € 1.070,- aan materiële schade en een vergoeding van € 100,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 1.070,- gevorderd voor de diefstal van zijn Apple Airpods en zijn gouden armband. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft daar bij zijn aangifte niets over verklaard en ook de drie andere slachtoffers hebben daar niets over verklaard. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank, zonder nader debat en toelichting, niet vaststellen dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor zover die ziet op de materiële schade. Dit deel van de vordering kan enkel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft daarnaast € 100,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dat betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij kan worden verplicht de schade van de benadeelde partij te vergoeden. Door het plegen van dit feit door verdachte is sprake van een aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Nu de vordering niet is betwist door de verdediging en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onredelijk voorkomt, zal de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 100,- worden toegewezen.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Verder zal over het toegekende bedrag de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de dag waarop de schade is ontstaan, te weten 25 april 2023.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 17 maart 2022 van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag is verdachte ter zake van diefstal en afpersing veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 1 april 2022.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Verdachte was een gewaarschuwd mens en liep nota bene in een proeftijd voor het plegen van soortgelijke feiten. Gelet hierop zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan verdachte opgelegde straf.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 521 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
  • verdachte meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich laat behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling start zodra verdachte stabiele huisvesting heeft. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor begeleid/ beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van werk of het volgen van een opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
- geeft opdracht aan genoemde reclasseringsinstelling tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn:
  • dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] , van
€ 100,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde 4] te betalen
€ 100,-(hoofdsom), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat bij niet betaling
twee dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 17 maart 2022 van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke
taakstrafvoor de duur van
40 uur.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter,
en mrs. M.E.I. Beudeker en L.W. Louwerse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 januari 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 april 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een (elektrische) fiets(en) en/of een paar Apple Airpods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend te tonen aan die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of
- die [benadeelde 1] te slaan en/of te stompen en/of
- dreigend tegen voornoemde personen te zeggen dat ze hun zakken leeg moesten maken, anders zouden ze een kogel door de kop krijgen en/of
- met voornoemd vuurwapen/voorwerp te schieten in de richting van de weg rennende [benadeelde 1] .