ECLI:NL:RBZWB:2025:459

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
02-245947-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking van drugshandel en verkeersdelicten met aanzienlijke hoeveelheden harddrugs

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 juli 2024 12,2 kilogram heroïne en 698,67 gram cocaïne in zijn bezit had. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van deze drugs en het overtreden van de Wegenverkeerswet door gevaarlijk rijgedrag te vertonen. Tijdens de zitting op 16 januari 2025 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging besproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van de drugs, maar dat de verdachte wel schuldig was aan het aanwezig hebben van de drugs en het schenden van verkeersregels. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en inspanningsverplichting voor werk. Daarnaast werd de verdachte voor 6 maanden de rijbevoegdheid ontzegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij geen eerdere justitiële documentatie had.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-245947-24
vonnis van de meervoudige kamer van 30 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2003, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 januari 2025, waarbij de officier van justitie mr. S.A.A.P. van Hees en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 30 juli 2024
Feit 1:12,2 kilogram heroïne en 698,67 gram cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, dan wel aanwezig heeft gehad en
Feit 2:opzettelijk, in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden, waardoor levensgevaar, dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, is ontstaan.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft begaan. De officier van justitie verzoekt verdachte bij feit 1 vrij te spreken van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van de drugs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat de rechtbank bij feit 1 niet tot een bewezenverklaring kan komen van de uitvoer van drugs buiten Nederland. Voor het overige refereert de verdediging zich bij beide feiten aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied brengen van de drugs. Uit het dossier en het besprokene ter zitting is niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat verdachte naar België onderweg was. Verdachte zal van dit onderdeel vrijgesproken worden.
Hoewel verdachte heeft aangegeven dat hij niet wist hoeveel drugs hij precies vervoerde, heeft verdachte verklaard dat hij wel wist dat het om drugs ging. In zijn auto werd een flinke koffer aangetroffen waarin de drugs zaten. Gelet hierop heeft verdachte opzet gehad op de aanwezigheid van de hoeveelheid aangetroffen drugs.
Aangezien verdachte ten aanzien van het aanwezig hebben van de aangetroffen drugs een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 16 januari 2025;
- het proces-verbaal van politie (pagina 7 tot en met 9 van het eindproces-verbaal) waaruit blijkt dat er drugs in de auto werden aangetroffen waarin verdachte had gereden;
- het proces-verbaal van bevindingen (pagina 20 en 21 van het eindproces-verbaal), waaruit volgt dat er 12,2 kilogram drugs en 698,67 gram drugs werden aangetroffen bij verdachte waarbij de 12,2 kilogram bij de voorlopige test positief testte op heroïne en de 698,87 gram voorlopig positief testte op cocaïne.
- de NFI rapportages over de drugs (pagina’s 68 tot en met 80 van het eindproces-verbaal) waaruit naar voren komt dat de drugs definitief zijn getest en dat het om heroïne en cocaïne gaat.
Feit 2
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 13 januari 2025, en het proces-verbaal van de politie op pagina 7 tot en met 9 van het eindproces-verbaal, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde verkeersgedragingen heeft begaan.
De vraag is of deze gedragingen te kwalificeren zijn als een overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW). Daartoe moet de rechtbank beoordelen of verdachte met de hiervoor vastgestelde verkeersgedragingen (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Uit het proces-verbaal van de politie volgt dat verdachte op de A4 net voor de afrit Hoogerheide een volgteken kreeg en dat verdachte toen toch de A4 opreed richting Vlissingen/Antwerpen en direct zijn snelheid fors verhoogde. Verdachte haalde zigzaggend het overige verkeer in, zowel over beide rijstroken als de vluchtstrook. Hij reed daarbij 140 kilometer per uur. Vervolgens kwamen er matrixborden boven de weg met daarop 50 kilometer per uur in verband met filevorming, maar verdachte bleef stug doorrijden met 130 kilometer per uur over de vluchtstrook. Hij nam afslag Rilland en reed zonder te stoppen of voorrang te verlenen de kruising op en miste op een haar na een andere weggebruiker die uit moest wijken. Door deze combinatie van gedragingen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank meerdere verkeersregels geschonden. Gelet op de gedragingen heeft hij de verkeersregels ook in ernstige mate geschonden. Verdachte heeft dit bovendien opzettelijk gedaan. Hij heeft immers verklaard dat hij al deze verkeersgedragingen pleegde omdat hij probeerde te ontkomen aan de politie.
De rechtbank is verder van oordeel dat door de gedragingen van verdachte gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van andere te duchten was en dit ook voorzienbaar was. Verdachte is over een kruising gereden waarbij een bestuurder van een andere auto heeft moeten uitwijken om een aanrijding met verdachte te voorkomen. Daarnaast heeft verdachte op een drukke snelweg, waar op een gegeven moment sprake was van filevorming, (veel) te hard gereden waarbij hij ook rechts auto’s inhaalde. Andere weggebruikers zijn hier zichtbaar van geschrokken, zo blijkt uit het proces-verbaal van de politie.
De rechtbank is al met al van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 5a WVW.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1op 30 juli 2024 te Rilland, gemeente Reimerswaal, en Standdaarbuiten en Bergen op Zoom en Roosendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 12,2 kilogram heroïne en
ongeveer 698,67 gram cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2op 30 juli 2024 in Nederland als bestuurder van een voertuig (Renault Clio, [kenteken]
), daarmee rijdende op de weg A58 en rijksweg A4 en Valckenisseweg (Rilland), zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door meermalen, althans eenmaal
- te rijden met een (veel) hogere snelheid dan de toen aldaar toegestane maximum snelheid,
- verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van deze wet bevoegde personen niet op te volgen,
- rechts in te halen,
- een bestuurder van een ander voertuig te dwingen om plaats te maken waardoor een bestuurder van een ander voertuig een abrupte stuurbeweging opzij moest maken om een aanrijding met het voertuig van de verdachte te voorkomen en
- over de vluchtstrook te rijden, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek en zes maanden ontzegging van de rijbevoegdheid met aftrek.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf het inmiddels door verdachte opgebouwde leven zal doorkruisen. Hij verzoekt de rechtbank een langere voorwaardelijke straf op te leggen, eventueel aangevuld met een taakstraf. Tevens verzoekt hij de rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een grote hoeveelheid harddrugs, in totaal ongeveer 12,2 kilogram heroïne en ongeveer 698 gram cocaïne. Het is algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Om die reden wordt het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid drugs gezien als een ernstig feit. Daarnaast gaat de handel in drugs veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. Naast het aanwezig hebben van deze drugs heeft verdachte zich – in een poging te ontkomen aan de politie – schuldig gemaakt aan gevaarzettend rijgedrag. Gelukkig is er geen ongeluk gebeurd, maar dat is niet dankzij verdachte maar dankzij de oplettendheid van anderen geweest.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van tussen de 10 en 20 kilogram harddrugs is voor een first offender een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Wel zal de rechtbank in het voordeel rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De reclassering heeft in haar rapportage van 9 januari 2025 gesteld dat de kans op recidive laag is en dat verdachte tijdens zijn schorsing serieus aan het werk is, is gestopt met het gebruik van softdrugs en dat hij ook bewust afstand heeft genomen van negatieve sociale contacten. De reclassering heeft geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. Dit advies neemt de rechtbank over. Ook houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met zijn nog jonge leeftijd en het feit dat hij geen eerdere justitiële documentatie heeft.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat een fors voorwaardelijk strafdeel van belang is zodat verdachte een stok achter de deur heeft om zich niet meer aan soortgelijke feiten schuldig te maken.
Dit alles afwegend legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Naast de gevangenisstraf zal de rechtbank voor feit 2 nog opleggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met aftrek, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot dit voorwerp.
Dit voorwerp behoort aan verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
7.2
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. De voorwerpen behoren toe aan verdachte en hiermee zijn de feiten begaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Feit 1 en 2:
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
*dat verdachte zich inspant voor het vinden of behouden van betaald werk, onbetaald werk of school met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van een vast legaal inkomen en daarbij de reclassering inzicht geeft in zijn financiën;
*dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Feit 2:
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging;
Beslag
- verklaart
onttrokken aan het verkeerhet inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
717 GR Verdovende Middelen
(Omschrijving: PL2000-2024182089-G2754087)
- verklaart
verbeurdde inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1. STK Personenauto
[kenteken]
(Omschrijving: PL2000-2024192089-G2754089, Grijs, merk: Renault, chassisnr: [nummer] )
1. STK Koffer
(Omschrijving: PL2000-2024192089-G2754115, zwart)
1. STK Telefoontoestel
(Omschrijving: Blauw, merk: Apple
Voorwerpnummer PL2000-2024192089-G2754083)
1. STK Telefoontoestel
(Omschrijving: Blauw, merk: Apple)
Voorwerpnummer PL2000-2024192089-G2754084.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 januari 2025.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Feit 1hij op of omstreeks 30 juli 2024 te Rilland, gemeente Reimerswaal, en/of Standdaarbuiten en/of Bergen op Zoom en/of Roosendaal, in ieder geval in Nederland, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 12,2 kilogram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
ongeveer 698,67 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 10 lid 4 Opiumwet, artikel 2 aanhef onder B Opiumwet)
(Artikel art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet)
Feit 2hij op of omstreeks 30 juli 2024 te Rilland, gemeente Reimerswaal en/of Standdaarbuiten en/of Bergen op Zoom en/of Roosendaal, in ieder geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (Renault Clio, [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, A17 en/of A58 en/of rijksweg A4 en/of Valckenisseweg (Rilland), zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door meermalen, althans eenmaal
- te rijden met een (veel) hogere snelheid dan de toen aldaar toegestane maximum snelheid,
- verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van deze wet bevoegde personen niet op te volgen,
- rechts in te halen,
- een of meerdere bestuurder(s) van andere voertuig(en) te dwingen om plaats te maken waardoor een of meerdere bestuurder(s) van andere voertuig(en) een noodremming moest(en) uitvoeren en/of (daarbij) (een) abrupte stuurbeweging(en) opzij moest(en) maken om een aanrijding met het voertuig van de verdachte te voorkomen en/of
- over de vluchtstrook te rijden, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was
(Artikel art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)