In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 16 september 2024 tegen de beslissing van 27 augustus 2024, waarin het UWV weigerde haar WIA-uitkering te wijzigen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden, aangezien het uiterlijk op 29 april 2025 had moeten beslissen. Eiseres heeft het UWV op 30 april 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn voor het UWV om alsnog te beslissen is verstreken. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar geeft het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, rekening houdend met de zorgvuldigheid van de besluitvorming. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor haar proceskosten, die door het UWV moet worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.