In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel de nakoming van een zorgregeling voor hun minderjarige kind. De vrouw vordert dat de man binnen drie dagen na betekening van het vonnis de zorgregeling, zoals vastgesteld in een eerdere beschikking van 12 november 2024, nakomt. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 2 juli 2025, waarbij de mondelinge behandeling achter gesloten deuren plaatsvond om de privacy van de minderjarige te waarborgen. De vrouw heeft aangegeven dat de man zich niet houdt aan de zorgregeling, wat leidt tot onduidelijkheid en zorgen over de omgang van het kind met zijn vader.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man van 2019 tot 2022 getrouwd zijn geweest en dat zij gezamenlijk gezag hebben over hun minderjarige kind, dat bij de vrouw woont. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de zorgregeling, gezien de verblijfplaats van het kind in Nederland. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar zorgen geuit over de onbetrouwbaarheid van de man in het nakomen van de zorgregeling, wat ook in het belang van de minderjarige is. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele specifieke verzoeken met betrekking tot de vakanties, en heeft een dwangsom opgelegd aan de man voor het geval hij niet aan de zorgregeling voldoet.
Het vonnis is uitgesproken door mr. Van Gessel, voorzieningenrechter, op 16 juli 2025, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de man zijn verantwoordelijkheden als ouder nakomt, in het belang van de minderjarige.