In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de vervangende toestemming voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor een minderjarige, geboren in 2009. De zaak betreft [minderjarige], die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (GI). De tante van [minderjarige] is benoemd tot voogd, maar weigert haar medewerking te verlenen aan de aanvraag van een nieuw paspoort, wat heeft geleid tot het verzoek van de GI om vervangende toestemming. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de voogd en de minderjarige de Oekraïense nationaliteit hebben, en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over deze zaak. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het belang van [minderjarige] vereist dat hij over een geldig identiteitsbewijs beschikt, en heeft de GI toestemming verleend om een Nederlands reisdocument aan te vragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 16 juli 2025.