ECLI:NL:RBZWB:2025:4560

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
AWB 24_1694
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het projectbesluit voor maatregelen tegen wateroverlast op een bedrijventerrein

Deze uitspraak betreft het besluit van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta tot het vaststellen van een projectplan voor maatregelen tegen wateroverlast op een bedrijventerrein. Eiser, die in de nabijheid van het bedrijventerrein woont, is het niet eens met dit besluit en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 14 juli 2025 geoordeeld dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot vaststelling van het projectbesluit. Eiser heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder dat de onderbouwing van het projectplan onvoldoende is en dat de nadelige gevolgen voor zijn percelen niet adequaat zijn ondervangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregelen die in het projectplan zijn opgenomen, gericht zijn op het verminderen van wateroverlast en dat de belangenafweging door verweerder zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het projectbesluit in stand blijft. Eiser krijgt geen gelijk en zijn verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1694

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. T. de Beet),
en

het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta, verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van verweerder tot het vaststellen van een projectplan. Eiser is het daarmee niet eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of verweerder in redelijkheid het projectplan heeft kunnen vaststellen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot vaststelling van het projectbesluit. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 20 december 2023 heeft verweerder het projectplan ‘Maatregelen tegen wateroverlast op [bedrijventerrein]’ vastgesteld.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens het waterschap mr. R. Koudstaal, [naam 1] en [naam 2].
2.2.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden in afwachting van aanvullende stukken. Na ontvangst van de aanvullende stukken en de reacties daarop heeft de rechtbank het beroep op 17 juni 2025 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens verweerder [naam 3], [naam 1], [naam 2] en [naam 4].

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
3. Eiser is woonachtig op het [adres] in [plaats]. Eiser heeft twee aangrenzende percelen ten oosten van zijn woonperceel in eigendom. Direct grenzend aan de zuidoostelijke grens van zijn percelen ligt het [bedrijventerrein].
3.1.
Verweerder heeft op 6 december 2022 het ontwerp-projectplan ‘Maatregelen tegen wateroverlast op [bedrijventerrein]’ vastgesteld. De aanleiding voor de opstelling van het projectplan was gelegen in hevige buien waarbij ernstige wateroverlast en -schade is ontstaan op het bedrijventerrein. Het doel is om maatregelen te nemen om de kans op en de omvang van ernstige wateroverlast te verminderen. Het ontwerp-projectplan is op 20 januari 2023 bekendgemaakt. Eiser heeft hiertegen zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
3.2.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het projectplan definitief vastgesteld. Het bestreden besluit is op 27 december 2023 bekendgemaakt.
Beroepsgronden
4. Eiser heeft – samengevat – betoogd dat het bestreden besluit voor hem nadelige gevolgen met zich meebrengt. Verweerder heeft onvoldoende concreet gemaakt welke maatregelen getroffen worden om die nadelige gevolgen te beperken. Daarbij zijn de gevolgen niet van tijdelijke aard en wordt ten onrechte verwezen naar onzekere gebeurtenissen. De onderbouwing van het projectplan is onvoldoende kenbaar en toetsbaar. Als de percelen van eiser inunderen, zal er bezinking van stoffen plaatsvinden, en dat benadeelt de kwaliteit van zijn percelen. Dit zal leiden tot financiële schade die verweerder dient te compenseren.
Verweerder heeft daarbij ten onrechte geen gevolg gegeven aan de door eiser en de adviseur van [adviesbureau] voorgestelde maatregelen. Deze maatregelen zouden ervoor kunnen zorgen dat de negatieve effecten voor eiser volledig worden weggenomen.
Toetsingskader
5. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1.
Het projectbesluit is gebaseerd op artikel 5.4 van de Waterwet. Die wet is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Uit artikel 4.62, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijkt dat het oude recht van toepassing blijft op een niet onherroepelijk projectplan, wanneer een ontwerp daarvan voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. Gelet daarop is het oude recht op dit projectplan van toepassing. Het oude recht omvat ook de Crisis- en herstelwet (Chw) die op projectbesluiten van toepassing is. [1] Op het moment dat het projectplan onherroepelijk wordt, geldt het projectplan als een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3 van de Omgevingswet.
5.2.
Een waterstaatswerk is een oppervlaktelichaam, een waterbergingsgebied, een waterkering of ondersteunend kunstwerk. [2] De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam. [3]
5.3.
De verplichting om voor de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk een projectplan vast te stellen betreft uitsluitend die voorgenomen werken of werkzaamheden in of bij een waterstaatswerk die tot gevolg hebben dat wijziging wordt gebracht in de normatieve toestand (richting, vorm, afmeting of constructie) van een waterstaatswerk, zoals die is vastgelegd in de legger. [4]
5.4.
Het projectplan is vormvrij. In de Waterwet worden aan een projectplan wel inhoudelijke eisen gesteld. Artikel 5.4, tweede lid, van de Waterwet bepaalt dat een projectplan tenminste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, bevat. In het projectplan is omschreven welke nadelige gevolgen kunnen optreden, welke voorzieningen worden en kunnen worden getroffen om die nadelige gevolgen ongedaan te maken of te beperken en welke mogelijkheden er zijn om een financiële vergoeding te krijgen voor het treffen van die maatregelen en voor schade als gevolg van de inzet van het noodoverloopgebied. [5] Het is niet zo dat er geen nadelige gevolgen mogen optreden als gevolg van het projectplan. Het is ook niet vereist dat met alle betrokkenen volledige overeenstemming bestaat over de te nemen maatregelen. [6]
Bestreden besluit
6. Het dagelijks bestuur van het waterschap wil verschillende werkzaamheden gaan uitvoeren in het gebied. Maatregelen zijn enerzijds gericht op het verhogen van de afvoercapaciteit en anderzijds op het zoveel mogelijk opvangen van water. Deze werkzaamheden moeten tot gevolg hebben dat in het betreffende gebied de kans op wateroverlast en dus waterschade wordt verkleind.
De werkzaamheden bestaan grotendeels uit:
  • verbreden watergangen;
  • aanleg (deels) nieuwe watergangen;
  • optimaliseren en/of vergroten berging;
  • ophogen van kades c.q. insteken van watergangen en -partijen;
  • verruimen en/of aanbrengen nieuwe duikers;
  • aanpassen van stuwen;
  • aanpassen of nieuw aanbrengen (hemelwater-)overstorten.
6.1.
Aan het projectplan liggen rapporten van [adviesbureau] van 24 augustus 2010 en 18 april 2011 en de hydrologische notitie van het waterschap van 26 oktober 2022 ten grondslag. Om de effecten van een maatregelenpakket te berekenen is een computermodel ontwikkeld. Het maatregelenpakket is verwerkt in een Sobec-oppervlaktewatermodel. Uit de resultaten van dit model kan de kans op bepaalde extreme waterstanden in en rondom het gebied worden afgeleid, zowel voor als na het uitvoeren van maatregelen.
Gevolgen voor percelen eiser
7. De gevolgen van de maatregelen zijn ook berekend voor de percelen van eiser. Er is als volgt in kaart gebracht hoeveel inundatie plaatsvindt op de percelen met en zonder uitvoering van het maatregelenpakket:
- In de huidige situatie is bij weersomstandigheden die eens in de tien jaar (T=10) plaatsvinden sprake van inundatie op 12.751 m2 van de percelen. Met uitvoering van het maatregelenpakket vindt bij deze herhalingstijd geen inundatie plaats.
- Voor de weersomstandigheden die eens in de 25 jaar (T=25) plaatsvinden is niet in kaart gebracht hoeveel de percelen inunderen. Op basis van een hydrologische berekening is wel vastgesteld dat er geen nadelige effecten worden veroorzaakt op de percelen bij deze herhalingstijd.
- In de huidige situatie is bij weersomstandigheden die eens in de vijftig jaar (T=50) plaatsvinden sprake van inundatie op 16.462 m2 van de percelen. Met uitvoering van het maatregelenpakket vindt bij deze herhalingstijd inundatie op 20.624 m2 van de percelen plaats.
- In de huidige situatie is bij weersomstandigheden die eens in de honderd jaar plaatsvinden sprake van inundatie op 16.787 m2 van de percelen. Met uitvoering van het maatregelenpakket vindt bij deze herhalingstijd inundatie op 20.624 m2 van de percelen plaats.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat bij extreme weeromstandigheden die eens in de vijftig jaar kunnen voorkomen een verslechtering van de kans op inundatie plaatsvindt op de percelen van eiser. Verweerder heeft in het bestreden besluit onderbouwd dat de verslechtering voor eiser naar alle waarschijnlijkheid van tijdelijke aard zou zijn. Zij was voornemens om bepaalde werkzaamheden in de toekomst uit te voeren in een ander project, die de verslechtering bij eiser weg zouden nemen. Tussen partijen is niet langer in geschil dat deze verslechtering niet van tijdelijke aard is. Na het nemen van het bestreden besluit is namelijk gebleken dat de maatregelen binnen het andere project niet worden uitgevoerd op voorgenomen wijze. Hoewel de verslechtering voor eiser ten tijde van het bestreden besluit mogelijk van tijdelijke aard zou zijn, doet dat niet af aan de belangenafweging door verweerder. Er is immers in de belangenafweging voor de besluitvorming rekening gehouden met een verslechtering van de kans op inundatie van de percelen van eiser.
7.2.
Eiser heeft aangevoerd dat het onvoldoende toetsbaar en kenbaar is dat geen nadelige effecten worden veroorzaakt voor eiser bij weersomstandigheden die eens in de 25 jaar plaatsvinden. Verweerder heeft met het overleggen van de onderliggende rapporten, naar het oordeel van de rechtbank voldoende kenbaar en toetsbaar gemaakt dat geen nadelige effecten worden veroorzaakt bij weersomstandigheden die eens in de 25 jaar plaatsvinden.
7.3.
Op grond van de Interim Omgevingsverordening (zoals geldend ten tijde van het bestreden besluit) hebben de percelen van eiser deels de functie ‘reservering waterberging’. Binnen dit gebied geldt een beperking van functies en activiteiten die ten koste kunnen gaan van het waterbergend vermogen van het gebied. Deels zijn de percelen van eiser verder aangemerkt als ‘Normvrij gebied’. Binnen dat gebied is het waterschap er niet toe verplicht om een genormeerd beschermingsniveau te bieden.
7.4.
Uit artikel 4.4 van de Interim Omgevingsverordening volgt dat verweerder een inspanningsverplichting heeft om de norm van een overstromingskans van 1/50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw en 1/25 per jaar voor akkerbouw na te streven binnen het gebied. Dit geldt niet voor het deel van de percelen dat is aangemerkt als ‘normvrij gebied’.
7.5.
Aan verweerder komt een zekere mate aan beleidsvrijheid toe bij de vaststelling van een projectplan. Van verweerder hoeft daardoor niet te worden gevergd dat zij alle nadelige gevolgen van een projectbesluit voor belanghebbenden wegneemt. De rechtbank beperkt zich daarom bij de toetsing van het projectplan tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot vaststelling van het projectplan en meer specifiek of verweerder voldoende maatregelen heeft getroffen om (het risico op) nadelige gevolgen te beperken. Dit betekent dat de rechtbank de gemaakte keuzes terughoudend toetst. Dit neemt niet weg dat verweerder de besluitvorming zorgvuldig moet voorbereiden en deugdelijk moet motiveren. Verweerder moet alle verschillende bij het projectplan betrokken belangen tegen elkaar afwegen. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
In dit geval speelt in de belangenafweging ook een rol dat de percelen van eiser zijn gesitueerd binnen het gebied ‘reservering waterberging’ en deels normvrij zijn. Uit de toelichting op paragraaf 4.1.2, waarin artikel 4.4 is opgenomen, volgt dat reserveringsgebieden waterberging gebieden zijn die gevoelig zijn voor wateroverlast. Het gaat om gebieden die in de toekomst nodig kunnen zijn voor het watersysteem of mogelijk ingericht gaan worden als gestuurd waterbergingsgebied.
Dit betekent in dit geval en met deze context dat de rechtbank terughoudend beoordeelt of verweerder voldoende maatregelen heeft getroffen om (het risico op) nadelige gevolgen te beperken.
7.6.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid het algemeen belang bij vaststelling van het projectbesluit met de daarin opgenomen maatregelen zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van eiser bij een nog kleinere kans op inundatie van zijn percelen. Voor de percelen van eiser treedt er, in ieder geval tot weeromstandigheden die eens in de vijftig jaar plaatsvinden, een verbetering op. Hoewel bij weersomstandigheden daarboven een verslechtering voor eiser optreedt, heeft verweerder, mede gelet op de situering van de percelen van eiser, meer gewicht mogen toekennen aan het algemeen belang dat is gediend bij het uitvoeren van het vastgestelde maatregelenpakket voor het algehele bedrijventerrein. Dat in die situatie mogelijk meer bezinking van stoffen kan plaatsvinden op het perceel van eiser, maakt dat niet anders. Over het algemeen vindt er juist een verbetering plaats voor eiser, waardoor bezinking van stoffen juist minder vaak zal voorkomen. Bovendien hoeven de maatregelen, die zijn opgenomen in het projectplan, niet zodanig te hoeven zijn ingericht dat elke inundatie van de percelen van eiser moet worden voorkomen. Verweerder draagt de zorg voor het uitvoeren van de aan hem toevertrouwde taken op grond van normen met betrekking tot de gemiddelde kan op overstroming. Een projectplan mag, als dat goed is gemotiveerd, zelfs leiden tot een verslechtering van de situatie van sommige betrokkenen leiden. Dat is hier echter niet het geval. Daarbij komt dat indien eiser schade zou ondervinden als gevolg van het projectbesluit, hij hiervoor een verzoek tot financiële compensatie kan indienen bij verweerder. [7]
7.7.
Eiser heeft verschillende alternatieve maatregelen voorgesteld, waaronder het realiseren van een grotere waterberging, een automatische meetstuw, kades en het verbreden van een watergang. Hiermee zouden volgens eiser de risico’s op inundatie verder worden beperkt. Verweerder heeft echter voldoende gemotiveerd dat de voorgestelde maatregelen een negatief effect hebben voor het bedrijventerrein, niet uitvoerbaar zijn of financieel niet haalbaar zijn.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder in redelijkheid het projectbesluit heeft vastgesteld. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 14 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Waterwet
Artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet
Waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk.
Artikel 5.4 van de Waterwet
1. De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam.
2. Het plan bevat ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. Voor in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen bevat het plan een inventarisatie van maatschappelijke functies en ambities en mogelijke innovaties waarmee de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk gecombineerd zou kunnen worden, inclusief de mogelijkheden om het desbetreffende werk middels een concessie voor werken of andere vorm van publiek-private samenwerking te realiseren.
[…]
Artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet
Aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, wordt op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan een vergoeding toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (geldend van 1 augustus 2023 tot en met 31 december 2023)
Artikel 3.36 van de Omgevingsverordening
Lid 1
Een bestemmingsplan van toepassing op Reservering waterberging strekt mede tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.
Lid 2
Een toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een verantwoording over de wijze waarop de geschiktheid van het gebied voor waterberging behouden blijft indien dat bestemmingsplan voorziet in een ontwikkeling van functies.
Artikel 4.4 van de Omgevingsverordening
Lid 1
Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt buiten Stedelijk gebied, als norm een overstromingskans van:
a. 1/100 per jaar voor gebieden met de ruimtelijke bestemming hoofdinfrastructuur en spoorwegen;
b. 1/50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw;
c. 1/25 per jaar voor akkerbouw;
d. 1/10 per jaar voor grasland.
[…]
Lid 3
De norm, bedoeld in het eerste lid, betreft een inspanningsverplichting.
Artikel 4.6 van de Omgevingsverordening
Binnen Normvrij gebied geldt geen verplichting voor het waterschap om een genormeerd beschermingsniveau te bieden.

Voetnoten

1.Artikel 1.1, eerste lid, onder a, van de Chw in samenhang met artikel 7.3 van bijlage 1 bij de Chw.
2.Artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet.
3.Artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet.
4.Kamerstukken II 2006/07, 30818, nr. 3, p. 103.
5.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 4 juni 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2530.
6.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 25 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3946.
7.Op grond van artikel 7.14 van de Waterwet.