ECLI:NL:RBZWB:2025:4537

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/5715
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de WOZ-beschikking en de aanslag onroerendezaakbelasting behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat de belanghebbende het griffierecht van € 51,- niet heeft betaald. De rechtbank wijst erop dat het betalen van griffierecht een vereiste is voor het instellen van beroep, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De griffier heeft de belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en heeft hem de gelegenheid gegeven om dit binnen een bepaalde termijn te voldoen. Ondanks deze waarschuwingen heeft de belanghebbende geen tijdige betaling gedaan en geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven. De rechtbank concludeert dat er geen goede reden is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De rechtbank benadrukt dat het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan door partijen worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/5715

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. L.M.H.F.P. van Strien),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 20 juni 2024. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking voor het object [adres] te [plaats] met [aanslagnummer] , alsmede de gelijktijdig opgelegde aanslag onroerendezaakbelasting.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 51,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 27 juli 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. Belanghebbende heeft op 9 en 15 augustus 2024 verzocht om uitstel voor de betaling van het griffierecht. De rechtbank heeft dit verzoek op 13 en 16 augustus 2024 afgewezen. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 25 augustus 2024 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. De envelop waarin de aangetekende brief is verzonden, is ongeopend terugontvangen met de vermelding “niet afgehaald; retour afzender”. Blijkens de na de retourontvangst ingewonnen informatie staat belanghebbende in de basisregistratie personen ingeschreven op het adres zoals vermeld op de brief. Bij gewone brief van 20 september 2024 is de brief van 25 augustus 2024 nogmaals gestuurd en is de belanghebbende gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen twee weken moet zijn voldaan.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
R.M. Rosta, griffier, op 11 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.