ECLI:NL:RBZWB:2025:4536

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/7649
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/7649, waarin belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. R.W.B. van Middelaar, beroep heeft ingesteld tegen de WOZ-beschikking 2024. Het beroep is ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 september 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde van belanghebbende geen machtiging heeft ingediend en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank heeft de gemachtigde herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende machtiging te overleggen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen en bleef het bestreden besluit in stand. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/7649

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gesteld gemachtigde: mr. R.W.B. van Middelaar),
en
de heffingsambtenaar van Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 september 2024. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking 2024 voor het object [adres] te [plaats] met [aanslagnummer] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat gesteld gemachtigde geen machtiging heeft ingediend en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een machtiging overgelegd?
4. Het beroepschrift is ingediend door gesteld gemachtigde. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van belanghebbende en heeft hierbij ook een machtiging overlegd dat op 19 maart 2024 om 21:49:40 uur is ondertekend door belanghebbende. Op 27 februari 2025 heeft de rechtbank bericht ontvangen van de heffingsambtenaar waarin de heffingsambtenaar aangeeft dat belanghebbende niet op de hoogte is gesteld van het feit dat er beroep is aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft gesteld gemachtigde in haar bericht van 3 maart 2025 verzocht om hierop binnen twee weken te reageren. De griffier heeft vervolgens op 20 maart 2025 in het digitaal dossier van gesteld gemachtigde een bericht geplaatst. Gesteld gemachtigde is hierbij nogmaals in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken na dagtekening van het bericht te herstellen. Op 16 april 2025 is gesteld gemachtigde verzocht om een nieuwe machtiging te overleggen. Gesteld gemachtigde is in de gelegenheid gesteld tot uiterlijk 30 april 2025 te reageren. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, indien niet aan het verzoek wordt voldaan. Van de plaatsing van dit bericht is op dezelfde datum een notificatie aan de gesteld gemachtigde van belanghebbende verzonden naar het door hem voor dit doel opgegeven e-mailadres. Daarom neemt de rechtbank aan dat gesteld gemachtigde dit bericht op 20 maart 2025 heeft ontvangen. [3] Gesteld gemachtigde heeft binnen die termijn geen nieuwe machtiging ingediend.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
5. Gesteld gemachtigde heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat gesteld gemachtigde niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
R.M. Rosta, griffier, op 11 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.
3.Gelet op artikel 8:36c, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).