ECLI:NL:RBZWB:2025:453

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
11129935 CV EXPL 24-1923 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van loodgieterswerkzaamheden en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2025, zijn eisers [opdrachtgever 1] en [opdrachtgever 2] in geschil met gedaagde [naam 1] h.o.d.n. [opdrachtnemer] over de betaling van loodgieterswerkzaamheden. Eisers hebben gedaagde ingeschakeld voor werkzaamheden in hun woning, maar stellen dat gedaagde belangrijke informatieplichten niet is nagekomen. Dit heeft geleid tot de vraag of gedaagde het betaalde bedrag moet terugbetalen en of er herstelkosten vergoed moeten worden voor schade die eisers beweren te hebben geleden. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde als handelaar richting de consument niet heeft voldaan aan zijn informatieplichten, wat leidt tot gedeeltelijke vernietiging van de betalingsverplichting van eisers. Eisers krijgen een bedrag van € 2.371,91 terug van gedaagde, en hoeven het restant van de factuur niet te betalen. Gedaagde hoeft echter geen schadevergoeding te betalen aan eisers. De kantonrechter legt uit dat er sprake is van een overeenkomst buiten verkoopruimte, en dat gedaagde essentiële informatie niet heeft verstrekt, wat leidt tot een oneerlijke handelspraktijk. De rechter wijst de tegenvordering van gedaagde af, omdat deze valt onder het deel van de betalingsverplichting dat is vernietigd. De proceskosten worden toegewezen aan eisers, die grotendeels in het gelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11129935 \ CV EXPL 24-1923
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van

1.[opdrachtgever 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[opdrachtgever 2],
te [plaats 1] ,
eisende partijen,
verwerende partijen tegen de tegenvordering,
hierna samen te noemen: [opdrachtgevers] ,
gemachtigde: mr. B.J.J. van Burg,
tegen
[naam 1] H.O.D.N. [opdrachtnemer],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
eisende partij met een tegenvordering,
hierna te noemen: [naam 1] h.o.d.n. [opdrachtnemer] ,
gemachtigde: dhr. [gemachtigde] .

1.De processtukken

De procedure heeft de volgende processtukken:
- het tussenvonnis van 14 augustus 2024
- de conclusie van antwoord op de tegenvordering, met producties 13 en 14
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 5 december 2024
- de spreekaantekeningen namens [opdrachtgevers]
- de pleitnotitie namens [opdrachtnemer]
- de e-mail van [opdrachtgevers] aan [opdrachtgevers] van 18 december 2024 (die na de zitting ter informatie bij het dossier is gevoegd)

2.De zaak in het kort

Er zijn loodgieter werkzaamheden verricht in de woning van [opdrachtgevers] . In deze zaak gaat het aan de ene kant om de vraag of [opdrachtnemer] het bedrag, dat door [opdrachtgevers] voor deze werkzaamheden is betaald, moet terug betalen. Ook is de vraag of [opdrachtnemer] daarnaast herstelkosten moet betalen voor schade die [opdrachtgevers] zeggen te hebben geleden door de verrichte werkzaamheden. Aan de andere kant gaat het in deze zaak om de vraag of [opdrachtgevers] nog moeten betalen voor het deel van de factuur van [opdrachtnemer] dat nog niet is betaald. De kantonrechter beslist in deze zaak dat [opdrachtnemer] als handelaar richting de consument belangrijke informatieplichten niet is nagekomen. Daarom moet een deel van de betaalverplichting van [opdrachtgevers] worden vernietigd. Deze beslissing brengt mee dat [opdrachtgevers] , inclusief vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, een bedrag van € 2.371,91 terug moeten krijgen van [opdrachtnemer] . Ook hoeven [opdrachtgevers] hierdoor het restant van de factuur niet te betalen. Aan de andere kant hoeft [opdrachtnemer] geen schadevergoeding te betalen aan [opdrachtgevers] .
Hieronder wordt het oordeel van de kantonrechter verder uitgelegd.

3.De beoordeling

3.1.
De opbouw van dit vonnis: de vier hoofdvorderingen en overige vorderingen
3.1.1.
In deze zaak dient de kantonrechter vier hoofvorderingen te beoordelen. De eerste is de vordering die ziet op een verklaring voor recht dat de overeenkomst op 13 februari 2024 tussen partijen is vernietigd of de vordering om deze overeenkomst alsnog te vernietigen. Deze vordering zal worden besproken onder 3.2. Als tweede zal de hoofdvordering worden besproken die ziet op terugbetaling van een bedrag dat volgens [opdrachtgevers] onverschuldigd is betaald aan [opdrachtnemer] . Deze vordering zal worden besproken onder 3.3. De derde hoofdvordering gaat over een vergoeding van schade die volgens [opdrachtgevers] is geleden. Deze vordering zal worden besproken onder 3.4. Onder 3.5 zullen de overige vorderingen van [opdrachtgevers] worden besproken. Onder 3.6 volgt de veroordeling in de proceskosten en onder 3.7 de verklaring tot uitvoerbaarheid bij voorraad. De laatste hoofdvordering betreft de tegenvordering van [opdrachtnemer] tot betaling van het restant van de factuur dat [opdrachtgevers] niet betaald hebben. Deze vordering zal (inclusief rente) besproken worden onder 3.8, met een veroordeling in de proceskosten onder 3.9. Tot slot volgt onder 4 de beslissing.
3.2.
Over de verklaring voor recht/ vernietiging van de overeenkomst
Uitleg toetsingskader informatieplichten
3.2.1.
Tussen partijen is een overeenkomst [1] tot stand gekomen tot het verrichten van loodgieter werkzaamheden tegen betaling. [opdrachtgevers] kunnen hierbij worden aangemerkt als consumenten en [opdrachtnemer] als handelaar. Een handelaar moet volgens de wet aan bepaalde informatieplichten voldoen richting de consument. Het maakt hierbij uit of er in deze zaak sprake is van een overeenkomst op afstand of een overeenkomst buiten verkoopruimte [2] . De reden hiervoor is dat de wetgever ervan uit gaat dat een consument bij koop op afstand of buiten verkoopruimte meer bescherming nodig heeft, dan wanneer deze koop binnen een verkoopruimte is afgesloten. De betreffende artikelen uit de wet zijn daarbij gebaseerd op een Europese Richtlijn die het doel heeft om consumenten te beschermen. [3]
3.2.2.
Onder omstandigheden zal een schending van de informatieplichten een grond kunnen opleveren voor een oneerlijke handelspraktijk, zoals in deze zaak door [opdrachtgevers] in de eerste plaats wordt bepleit. In een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad [4] , zijn criteria neergelegd over wat de rechter (uit zichzelf) moet toetsen. [5] Uit de beslissing blijkt dat in zijn algemeenheid niet kan worden aangenomen dat de hiervoor genoemde richtlijn de rechter ertoe verplicht om uit zichzelf na te gaan of aan alle informatieplichten is voldaan. De rechter dient wel uit zichzelf te onderzoeken of is voldaan aan de informatieplichten waaraan de wet een specifieke sanctie verbindt. Ook ten aanzien van informatieplichten met extra gewicht, door de Hoge Raad aangeduid als ‘essentiële informatieplichten’ moet de rechter uit zichzelf onderzoeken of daaraan is voldaan op de wijze zoals voorgeschreven in de wet [6] . In de wet staat beschreven wanneer sprake is van essentiële informatieplichten [7] .
3.2.3.
In de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad [8] is ook ingegaan op sancties voor het niet-naleven van (pre)contractuele informatieplichten. Niet voor alle informatieplichten schrijft de wet een sanctie voor. In de beslissing van de Hoge Raad worden voor de hiervoor genoemde essentiële informatieplichten geen expliciete sancties weergegeven.
3.2.4.
Naar aanleiding van de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad hebben de rechtbanken op 15 december 2021 een uniforme richtlijn vastgesteld. Deze richtlijn gaat over de sanctie die in beginsel moet worden toegepast bij schending van essentiële informatieplichten. De sanctie die wordt toegepast betreft gedeeltelijke vernietiging. Er zijn twee categorieën van sancties:
Eén tot en met drie voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieplichten worden gesanctioneerd met een vermindering van 25% van de hoofdsom;
Meer dan drie voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieplichten worden gesanctioneerd met een vermindering van 50% van de hoofdsom.
Het is daarbij geen richtlijn die de rechters bindt. Afwijken naar boven of beneden mag, maar zal dan wel door de rechter worden gemotiveerd.
3.2.5.
De kantonrechter dient in deze zaak dan ook als eerste te toetsen of er sprake is van een overeenkomst op afstand of buiten verkoopruimte om te kijken aan welke (aanvullende) informatieplichten een handelaar moet voldoen. Vervolgens dient te worden getoetst welke (essentiële) informatieplichten er zijn geschonden en of er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Als dat het geval is zal daarna moeten worden gekeken naar welke sanctie passend is. De kantonrechter zal deze vragen hieronder per stuk bespreken.
Er is in deze zaak sprake van een overeenkomst buiten verkoopruimte
3.2.6.
De kantonrechter is met [opdrachtgevers] eens dat het in deze zaak gaat om een overeenkomst die is gesloten buiten de verkoopruimte. Partijen hebben in de hal van de woning van [opdrachtgevers] uiteindelijk besproken wat er aan de hand was en wat er aan werkzaamheden zou gebeuren. Dit is dus niet binnen een verkoopruimte gebeurd. Aangezien er in dit geval daarbij persoonlijk contact is geweest tussen de handelaar en de consument is er in die zin ook geen sprake van koop op afstand, maar wel sprake van verkoop buiten de verkoopruimte.
3.2.7.
Dit betekent dat in deze zaak de verplichtingen van de (aanvullende) wettelijke bepalingen voor koop buiten de verkoopruimte getoetst moeten worden [9] .
Oneerlijke handelspraktijk gelet op geschonden (essentiële) informatieplichten
3.2.8.
De kantonrechter komt in deze zaak tot het oordeel dat er sprake is van meerdere geschonden (essentiële) informatieplichten en dat op basis daarvan kan worden gezegd dat er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. In de wet is bepaald dat een handelspraktijk misleidend is als er sprake is van een misleidende omissie [10] . Een misleidende omissie is iedere handelspraktijk waarbij essentiële informatie welke de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, wordt weggelaten, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen [11] .
3.2.9.
In deze zaak is de kantonrechter van oordeel dat er (essentiële) informatieplichten [12] zijn geschonden, die een gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit te nemen. Het gaat om de volgende (essentiële) informatieplichten: De identiteit van de handelaar [13] , het geografische adres waar de handelaar gevestigd is [14] , de totale prijs van zaken of diensten [15] en de wijze van betaling [16] . Ook is de informatie ten onrechte niet op papier aan de consument verstrekt en ook niet, met instemming van de consument, op andere duurzame gegevensdrager [17] . De kantonrechter legt dit hieronder verder uit.
Identiteit en het geografische adres van de handelaar onduidelijk
3.2.10.
[opdrachtgevers] hebben op de zitting uitgelegd dat zij op internet hebben gezocht op familiebedrijf [bedrijf 1] . Via deze website hebben zij een telefoonnummer gevonden en zij hebben gebeld naar dit nummer. De heer [naam 2] (verder te noemen [naam 2] ) heeft namens [opdrachtnemer] op de zitting uitgelegd dat [bedrijf 1] een internetplatform is. Onder deze platform zitten loodgieters aangesloten zoals [opdrachtnemer] . [opdrachtnemer] heeft na de melding van [opdrachtgevers] [naam 2] als ZZP’er ingeschakeld om deze klus te doen. [naam 2] heeft daarbij naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat hij bij de voordeur van [opdrachtgevers] voldoende duidelijk heeft gemaakt dat hij niet [naam 3] was (en ook niet [opdrachtnemer] ). [naam 2] heeft enkel op de zitting gezegd dat hij denkt dat hij heeft gezegd dat hij [naam 2] heet, wat nadrukkelijk wordt weersproken door [opdrachtgevers] .
3.2.11.
Deze werkwijze is (veel) te onduidelijk voor een consument voor wat betreft de identiteit van de handelaar. Er wordt de indruk gewekt dat wordt gecontracteerd met loodgieter [naam 3] , terwijl dit niet het geval is. Het blijkt slechts een internetplatform, terwijl het zelfs als familiebedrijf wordt aangeprezen. Dit brengt met zich mee dat ook het geografische adres van de (juiste) handelaar niet duidelijk is gemaakt, wat het zoeken naar het juiste contact dan ook moeilijker maakt.
3.2.12.
Dit alles heeft een misleidend karakter en maakt dat er sprake is van geschonden (essentiële) informatieplichten.
Totale prijs van zaken of diensten en de wijze van betaling onduidelijk en niet op papier
3.2.13.
Er staat in deze zaak vast tussen partijen dat [opdrachtnemer] voor het begin van de werkzaamheden geen offerte heeft gegeven. Niet op papier, maar ook niet op een andere duurzame gegevensdrager. In deze zaak verschillen partijen daarbij van mening over welke kostenindicatie vooraf mondeling door [naam 2] aan [opdrachtgevers] is gegeven. Zo stellen [opdrachtgevers] dat zou zijn gezegd dat de werkzaamheden in het gunstigste geval een paar honderd euro zouden kosten en in het minst gunstige geval tussen de € 2.000 en € 3.000,-. [opdrachtnemer] heeft aangevoerd dat hij zou hebben gezegd dat de werkzaamheden met geluk € 2.000,- à € 3.000,- zouden kosten, maar met minder geluk € 6.000,- à € 7.000,-. Er is uiteindelijk een bedrag van € 5.050,82 in rekening gebracht.
3.2.14.
De wettelijke informatieverplichting die bepaalt dat deze informatie vooraf op papier of andere duurzame gegevensdrager moet worden verstrekt is juist bedoeld om deze discussie, over wat precies is gezegd, te voorkomen. De kantonrechter moet daarbij kunnen nagaan dat een consument niet onverwachts met hoge kosten wordt geconfronteerd. Van een bedrag ter hoogte van € 5.050,82 kan zeker worden gezegd dat niet iedere consument dat zomaar heeft klaarliggen. De kantonrechter acht het niet verstrekken van een offerte in dit geval dan ook een kwalijke zaak.
3.2.15.
Daarbij bestaat er tussen partijen een discussie over kort gezegd de manier waarop de betaling door [opdrachtnemer] van [opdrachtgevers] werd verlangd. Wat er dan ook precies is gebeurd, geldt dat ook deze discussie had kunnen worden voorkomen, door de gewenste betaalwijze vooraf netjes op een offerte te vermelden.
3.2.16.
Op deze punten kan dus ook worden gezegd dat er sprake is van geschonden (essentiële) informatieplichten.
Informatieplicht over herroepingsrecht gaat hier niet op
3.2.17.
Partijen verschillen daarnaast van mening of de informatieplicht voor wat betreft het herroepingsrecht is geschonden. De kantonrechter oordeelt in deze zaak dat het herroepingsrecht niet aan de orde is, aangezien de werkzaamheden met instemming van [opdrachtgevers] direct de dag erna zijn aangevangen en de overeenkomst daarna niet meer kan worden herroepen [18] .
Sanctie op de schendingen: geen hele, maar een gedeeltelijke vernietiging van 50%
3.2.18.
[opdrachtgevers] bepleiten een gehele vernietiging van hun betaalverplichting. De kantonrechter acht in dit geval een sanctie tot vernietiging van 50% van de betaalverplichting van [opdrachtgevers] passend. Dit is gebaseerd op de hiervoor genoemde schendingen (meer dan 3) en de hiervoor genoemde richtlijn van de rechtbanken. Voor een verdere vernietiging tot een gehele betaalverplichting van [opdrachtgevers] ziet de kantonrechter in deze zaak geen aanleiding, gelet op de werkzaamheden die [opdrachtnemer] op verzoek van [opdrachtgevers] heeft verricht. Dit brengt met zich mee dat de gevraagde verklaring voor recht niet toewijsbaar is, aangezien niet kan worden vastgesteld dat de overeenkomst in zijn geheel door partijen op 13 februari 2024 is vernietigd. Wel zal een gedeeltelijk vernietiging door de kantonrechter volgen.
Op welk bedrag dient de sanctie te worden toegepast?
3.2.19.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is op welk bedrag die 50% vernietiging toegepast moet worden. [opdrachtgevers] hebben namelijk gesteld dat de factuur [19] van [opdrachtnemer] ter hoogte van € 5.050,82 niet juist is. De kantonrechter is in deze zaak van oordeel dat dit factuurbedrag inderdaad niet als uitgangspunt moet worden genomen en zal hieronder verdere uitleg geven.
3.2.20.
De kantonrechter zal ten aanzien van de factuur [20] voor het uitgangspunt van de volgende bedragen uitgaan:
  • € 250,- voorrijkosten spoed;
  • € 349,95 druk meting 1;
  • € 190,- diagnose;
  • € 455,- diverse klein materiaal;
  • € 364,67 leiding;
  • € 175,- persen koppelingen;
  • € 85,- slijtage materiaal;
  • € 325,- betonboring betonnen dek;
  • € 766,22 arbeid
  • € 349,95 druk meting 2
Totaal € 3.310,79 (ex btw) x 1,21 [21] = 4.006,06 (inclusief btw).
De kantonrechter geeft hieronder op deze posten nog een nadere uitleg waar dat nodig is.
Nadere uitleg bij de post voorrijkosten spoed
3.2.21.
[opdrachtgevers] betwisten dat er sprake was van een spoedklus. Ze verwijzen naar het feit dat het telefoonnummer dat op de website bij [bedrijf 1] stond, hetzelfde nummer is als het nummer dat onder de spoedknop op de website stond. [opdrachtgevers] geven aan dat zij hadden gekeken naar bij het “gewone” niet-spoed nummer. De kantonrechter kijkt in dit geval naar de aard van de werkzaamheden en is in dit geval met [opdrachtnemer] eens dat mag worden gerekend met het tarief van een spoedklus. Er staat immers tussen partijen vast dat er sprake was van een gaslek, dat dus snel verholpen moest worden.
Nadere uitleg bij de post diverse klein materiaal
3.2.22.
Voor deze post is in de factuur een bedrag van € 910,- gerekend, zonder verdere toelichting. De kantonrechter is in dit geval met [opdrachtgevers] eens dat dit bedrag, zonder verdere specificatie, een te hoog bedrag is in verhouding met de totale factuur en de andere genoemde materialen. [opdrachtnemer] heeft op de zitting wel voldoende onderbouwd aangevoerd dat er wel een behoorlijk aantal kleine materialen nodig waren. Daarom begroot de kantonrechter deze post voor wat betreft het uitgangspunt op de helft van het bedrag dat in de factuur is genoemd.
Nadere uitleg bij de post leiding
3.2.23.
[opdrachtnemer] heeft op de zitting erkend dat op de factuur voor deze post per ongeluk is uitgegaan van een verkeerd aantal meters slang en dat dit ongeveer de helft zou moeten zijn. Daarom begroot de kantonrechter deze post voor wat betreft het uitgangspunt op de helft van het bedrag van € 729,33 dat in de factuur is genoemd.
Nadere uitleg bij de post arbeid
3.2.24.
De kantonrechter overweegt bij deze post dat [opdrachtnemer] heeft erkend dat hij pas om 8.30 uur is begonnen en niet om 8.00 uur zoals op de factuur staat. Die kantonrechter zal daarom de post arbeid van € 810,-, die nu is gebaseerd op 9,25 uur, omrekenen naar 8,75 uur arbeid. Dit komt uit op een bedrag van € 766,22 [22] (exclusief btw).
Conclusie: Vernietiging van de betaalverplichting tot € 2003,03
3.2.25.
Met een factuurbedrag van € 4.006,06 (inclusief btw) als uitgangspunt en de hiervoor genoemde sanctie van 50%, betekent dit dat de kantonrechter de betaalverplichting van [opdrachtgevers] naar [opdrachtnemer] vernietigt tot een bedrag van € 2.003,03.
3.3.
Over de vordering ten aanzien van de onverschuldigde betaling
3.3.1.
[opdrachtgevers] hebben een bedrag van € 4.010,57 betaald aan [opdrachtnemer] . Het hiervoor genoemde oordeel brengt met zich mee dat [opdrachtnemer] een bedrag van € 2.007,54 moet terugbetalen aan [opdrachtgevers] [23] .
3.4.
Over de vordering ten aanzien van de schade
3.4.1.
[opdrachtgevers] zeggen dat er schade is aangericht bij het uitvoeren van de werkzaamheden en dat zij veel kosten zullen moeten maken om de schade te herstellen. Zij vorderen dan ook een schadevergoeding ter zake van herstelkosten en gevolgschade. Zij verwijzen hierbij naar een offerte van [bedrijf 2] ter hoogte van € 2.358,29 (inclusief btw) [24] . Deze offerte ziet op schade aan de meterkast, de slaapkamer boven, de zolder en schade ter zake van het in de gehele woning een gasleiding mantelbuis aanbrengen. [opdrachtgevers] hebben hierbij een aantal foto’s overgelegd van de betreffende plaatsen [25] . [opdrachtnemer] betwist nadrukkelijk dat hij schade heeft gemaakt. Hij voert hierbij aan dat hij enkel één stopcontact heeft geraakt, dat loos was. [opdrachtnemer] voert aan dat de overige schade door meneer [opdrachtgever 1] zelf is gemaakt.
3.4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [opdrachtgevers] onvoldoende onderbouwd hebben gesteld dat de genoemde posten schade betreffen. Zo is het gelet op de uitleg die [opdrachtnemer] op de zitting heeft gegeven ook denkbaar dat bepaalde openingen die op de foto’s te zien zijn, nodig waren bij het verrichten van de werkzaamheden. Het gaat daarbij volgens [opdrachtgevers] kennelijk ook om aanvullende werkzaamheden, zoals het beugelen en de mantel, die ten onrechte niet door [opdrachtnemer] zouden zijn uitgevoerd. Daarvan is het in de zaak nog maar de vraag om die aanvullende werkzaamheden ten onrechte niet zijn gedaan.
3.4.3.
Ook is onvoldoende onderbouwd gesteld door [opdrachtgevers] dat, als de hiervoor genoemde posten schade betreffen, deze schade dan door [opdrachtnemer] is veroorzaakt. Weliswaar is er wel door [opdrachtnemer] erkend dat er één stopcontact is geraakt, maar in de schadebegroting van [opdrachtgevers] [26] wordt daar geen bedrag aan toegewezen. Daar wordt enkel een vergoeding voor het doortrekken van drie meter draad vermeld en die wordt op geen enkele manier onderbouwd als schade. Bovendien is er door [opdrachtnemer] aangevoerd dat het gaat om een loos stopcontact, zodat het nog maar de vraag is wat in dat geval de schade precies is. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
3.5.
Over de overige vorderingen van [opdrachtgevers]
3.5.1.
maken ook aanspraak op een vergoeding van de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
Ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten
3.5.2.
[opdrachtgevers] vorderen een vergoeding ter hoogte van € 839,07 aan buitengerechtelijke incassokosten. Er wordt in deze zaak een vergoeding toegewezen omdat aan de voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. Gelet op de hoofdsom die in dit geval wordt toegewezen, wijst de kantonrechter een bedrag toe ter hoogte van € 364,37 (inclusief btw).
Ten aanzien van de rente
3.5.3.
De wettelijke rente zal in dit geval worden toegewezen over een bedrag van € 2.007,54 vanaf 29 februari 2024. De kantonrechter gaat uit van deze datum, omdat op 13 februari 2024 een brief naar [opdrachtnemer] is gestuurd met daarin een betaaltermijn van 14 dagen [27] . De kantonrechter gaat daarbij uit van een standaard postbezorging termijn van twee dagen.
3.5.4.
Er zal geen rente worden toegewezen over de gevorderde herstelkosten, omdat deze vordering wordt afgewezen.
3.5.5.
De wettelijke rente over het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 364,37 (inclusief btw) wordt, zoals gevorderd, toegewezen als dit bedrag niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis is betaald.
3.6.
Over de proceskosten ten aanzien de vordering van [opdrachtgevers]
3.6.1.
[opdrachtnemer] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [opdrachtgevers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,83
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
898,83
3.6.2.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.7.
Over de uitvoerbaar bij voorraad
3.7.1.
[opdrachtgevers] vorderen dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dit betekent dat zij het vonnis direct kunnen (laten) uitvoeren, als niet aan het vonnis wordt voldaan. [opdrachtnemer] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als hoger beroep wordt ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist. De kantonrechter wijst deze vordering toe.
3.8.
Over de tegenvordering tot betaling van de rest van de factuur (en rente)
3.8.1.
Aangezien de kantonrechter eerder in dit vonnis heeft geoordeeld dat de betaalverplichting van [opdrachtgevers] wordt vernietigd tot een bedrag van € 2.003,03, wordt de tegenvordering van [opdrachtnemer] afgewezen. Deze tegenvordering valt namelijk onder het deel van de betaalverplichting van [opdrachtgevers] dat wordt vernietigd.
3.8.2.
Aangezien de tegenvordering wordt afgewezen, wordt de hierover gevorderde rente ook afgewezen.
3.9.
Over de proceskosten ten aanzien de tegenvordering van [opdrachtnemer]
3.9.1.
is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [opdrachtgevers] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
135,00
(2 punten × factor 0,5 × € 135,00)
Totaal
135,00

4.De beslissing

De kantonrechter:
Ten aanzien van de vorderingen van [opdrachtgevers]
4.1.
veroordeelt [opdrachtnemer] tot betaling van een bedrag van € 2.371,91 aan [opdrachtgevers] , te vermeerderen met de wettelijke rente over:
  • de hoofdsom van € 2.007,54 vanaf 29 februari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
  • de buitengerechtelijke incassokosten van € 364,37 als deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [opdrachtnemer] in de proceskosten van € 898,83, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [opdrachtnemer] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
veroordeelt [opdrachtnemer] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af wat meer of anders is gevorderd;
Ten aanzien van de vordering van [opdrachtnemer]
4.6.
wijst de vordering af;
4.7.
veroordeelt [opdrachtnemer] in de kosten van dit geding, aan de kant van [opdrachtgevers] tot op dit moment vastgesteld op € 135,00 als salaris voor de gemachtigde van [opdrachtgevers] .
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.

Voetnoten

1.Meer in het bijzonder een overeenkomst tot aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 BW.
2.Zie artikel 6:230t BW voor aanvullende bepalingen voor overeenkomsten buiten verkoopruimte en 6:230v BW voor aanvullende bepalingen voor overeenkomsten op afstand.
3.Richtlijn 2011/83/EU van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende consumentenrechten, zie artikel 6.
4.Zie de prejudiciële beslissing van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 (
5.Dit heet ook wel “ambtshalve toetsing”.
6.Zie artikel 6:230v BW.
7.Zie o.a. artikelen 6:193f en 6:193d lid 2 BW.
8.Zie de prejudiciële beslissing van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 (
9.Zie artikelen 6:230m en 6:230t BW
10.Zie artikel 6:193d lid 1 BW.
11.Zie artikel 6:193d lid 2 BW.
12.Zie artikel 6:193f BW onder b BW.
13.Zie artikel 6:230m lid 1 sub b BW.
14.Zie artikel 6:230m lid 1 sub c BW.
15.Zie artikel 6:230m lid 1 sub e BW.
16.Zie artikel 6:230m lid 1 sub g BW.
17.Zie artikel 6:230t lid 1 BW.
18.Zie artikel 6:230 p sub d lid 1 BW.
19.Zie productie 3 bij de dagvaarding.
20.Zie productie 3 bij de dagvaarding.
21.Vanwege een percentage van 21 % aan btw.
22.€ 810,- / 9,25 x 8,75 = €766,33
23.€ 4.010,57- € 2.003,03 = € 2.007,54
24.Zie productie 12 bij dagvaarding.
25.Zie productie 5 bij dagvaarding.
26.Zie productie 12 bij dagvaarding.
27.Zie productie 10 bij dagvaarding.