ECLI:NL:RBZWB:2025:4518

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/4904
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De belanghebbende had bezwaar ingediend tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2021. Echter, het beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht van € 51,- niet was betaald. De rechtbank oordeelt dat het niet betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is, aangezien de belanghebbende geen goede reden heeft gegeven voor het verzuim. De rechtbank heeft de belanghebbende meerdere keren in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar deze brieven kwamen retour omdat de belanghebbende op een verkeerd adres stond ingeschreven. Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet inhoudelijk kan worden beoordeeld en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/4904

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 13 september 2023. Op 30 mei 2024 heeft de belanghebbende nogmaals bezwaar ingediend tegen de bestreden uitspraak op bezwaar. Op 5 juni 2024, ontvangen door de rechtbank op 11 juni 2024, heeft de inspecteur het bericht van 30 mei 2024 doorgezonden als een beroepschrift. Het beroep ziet op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2021 met [aanslagnummer] H.16.01.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 51,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 19 juni 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De envelop waarin de gewone brief is verzonden, is op 1 juli 2024 ongeopend terugontvangen met de vermelding “Retour – Onvolledig adres”. Blijkens de na de retourontvangst ingewonnen informatie staat belanghebbende in de basisregistratie personen ingeschreven op een ander adres. De griffier heeft bij brief van 5 juli 2024 belanghebbende op het adres vermeld in de basisregistratie personen nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Deze brief is op 11 juli 2024 retour ontvangen met de vermelding “Retour: Onbekend op dit adres, Geweigerd”. Op 16 juli 2024 is de brief per gewone brief verzonden naar het adres van belanghebbende. Op 19 juli 2024 is deze brief nogmaals retour gekomen met de vermelding “Retour: Onvolledig adres”. Uit de gegevens in de basisregistratie personen blijkt dat de belanghebbende nog steeds ingeschreven staat op het adres.
4.1
De griffier heeft bij brief van 3 augustus 2024 belanghebbende nogmaals per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Deze brief is op 16 september 2024 retour ontvangen met de vermelding “Verhuizd”. De gegevens in de basisregistratie personen is wederom gecontroleerd. Hieruit bleek dat de belanghebbende nog steeds ingeschreven staat op het adres. Op 18 september 2024 is de belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Deze brief is op 20 september 2024 nogmaals retour gekomen met de vermelding “Verhuisd, Geweigerd”.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
R.M. Rosta, griffier, op 11 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.