ECLI:NL:RBZWB:2025:4515

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
24/6349 BELEI
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de afgifte van een meetbrief voor een binnenschip met betrekking tot de maximale diepgang

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres, een B.V. uit [plaats], en de minister van Infrastructuur en Waterstaat. De zaak betreft een beroep tegen een door de minister afgegeven meetbrief voor het binnenschip ms. Estuarium. Eiseres is het niet eens met de in de meetbrief opgenomen maximale diepgang van 2,51 meter, en stelt dat deze diepgang ten onrechte is vastgesteld, aangezien de maximale diepgang zonder gebruik van de kraan 2,82 meter bedraagt. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de maximale diepgang in de meetbrief op 2,51 meter is vastgesteld. In deze uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister met het bestreden besluit geen juist gevolg heeft gegeven aan de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij de minister is opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6349

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.E. van Dam),
en

De minister van Infrastructuur en Waterstaat (minister), verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een door de minister afgegeven meetbrief. Eiseres is het niet eens met de in die meetbrief opgenomen diepgang. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afgegeven meetbrief.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister ten onrechte in de meetbrief één diepgang heeft opgenomen en dat deze diepgang 2,50 meter bedraagt
.Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres is de eigenaresse van het binnenschip ms. Estuarium en zij exploiteert dat schip. Het schip is voorzien van een vaste kraan.
2.1.
De kraan hoort tot de uitrusting die ook aan boord is als het schip vaart. De kraan wordt gebruikt voor het beladen en lossen van het schip. Vanwege de eigen kraan is het schip voor belading of lossing niet afhankelijk van ter plaatse aanwezig laad- en losgerei en is het schip geschikt om werkzaamheden uit voeren aan waterwegen (“natte aannemerij”). Het schip wordt daarnaast gebruikt voor het vervoer van zaken, in het bijzonder (nat) zand. In die gevallen wordt niet altijd gebruik gemaakt van de kraan, maar wordt het schip beladen en gelost met extern laad- en losgerei. Hoewel de kraan ook dan aan boord staat, wordt het schip op die momenten geëxploiteerd als een regulier vrachtschip. Tijdens de vaart ligt de giek van de kraan in een vaste positie over het laadruim van het schip.
2.2.
In 2005 is een meetbrief afgegeven voor het schip. Het schip is daarin omschreven als ‘motorvrachtschip’ met de extra omschrijving ‘met vaste kraan’. De maximale diepgang is in die meetbrief bepaald op 2,82 meter. De geldigheidsduur van deze meetbrief eindigde op 6 april 2020.
2.3.
Het Nederlands Bureau Keuringen Binnenvaart (NBKB) heeft, daartoe bevoegd gemaakt door de minister, op 21 december 2016 een diepgangverklaring opgemaakt. Het schip is daarin omschreven als ‘motorvrachtschip’. In de diepgangverklaring is vermeld dat de stabiliteit voor het schip is berekend en goedgekeurd voor een diepgang van 2,50 meter. Als de kraan niet wordt gebruikt bedraagt de maximale diepgang volgens de diepgangverklaring 2,82 meter. Daarbij is verwezen naar de meetbrief uit 2005.
2.4.
Eiseres heeft op 4 maart 2021 verzocht om afgifte van een meetbrief voor het schip met een maximale diepgang van 2,82 meter met de kanttekening dat de diepte 2,50 meter is bij gebruik van de kraan.
2.5.
Op 8 juni 2022 heeft de minister vervolgens de meetbrief afgegeven. Het schip is daarin omschreven als ‘motorvrachtschip’ met de extra omschrijving ’met vaste kraan’. De maximale diepgang is daarbij bepaald op 2,51 meter. De gelding van de meetbrief eindigt op 8 juni 2037.
2.6.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de meetbrief.
2.7.
Met de beslissing op bezwaar van 17 januari 2023 heeft de minister het besluit tot afgifte van de meetbrief ongewijzigd gehandhaafd.
2.8.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 17 januari 2023.
2.9.
Bij uitspraak van 22 maart 2024 [1] heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard. De rechtbank heeft de minister opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres.
2.10.
Met het besluit van 4 juli 2024 (bestreden besluit) heeft de minister gevolg gegeven aan de uitspraak van de rechtbank. Bij dit besluit is het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard. De minister heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de maximale diepgang beperkt moet worden tot 2,50 meter.
2.11.
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
2.12.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.13.
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eiseres en namens de minister mr. [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] .
2.14.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Uitspraak van 22 maart 2024
3. In de uitspraak van 22 maart 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit om de maximale diepgang in de meetbrief op 2,51 meter te bepalen onvoldoende is gemotiveerd. Artikel 4.06, tweede lid, van bijlage 1.1a [2] bij de Binnenvaartregeling waar de minister naar heeft verwezen, biedt naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten voor het standpunt van de minister dat bij het bepalen van de maximale diepgang in de meetbrief de stabiliteit wegens het gebruik van een kraan in aanmerking moet worden genomen en dat als het gebruik van een kraan tot een lagere maximale diepgang leidt, die lagere maximale diepgang in de meetbrief moet worden opgenomen als de maximale diepgang. Volgens de rechtbank heeft de minister ook het standpunt dat hij niet de bevoegdheid zou hebben om een andere of, afhankelijk van het gebruik, extra maximale diepgang vast te leggen in de meetbrief niet voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft de minister opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres te nemen. Daarbij heeft de rechtbank de minister in overweging gegeven om ook toe te lichten uit welke wet- en regelgeving volgt dat het uitgesloten is dat in de meetbrief twee diepgangen worden bepaald.
De na de uitspraak van 22 maart 2024 genomen beslissing op bezwaar
3.1.
De minister heeft naar aanleiding van de uitspraak van 22 maart 2024 het bestreden besluit genomen. Daarbij heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat er terecht één diepgang in de meetbrief is vermeld en dat deze terecht op 2,50 meter is gesteld. Het vaartuig heeft een vaste kraan aan boord en hierdoor zijn er stabiliteitseisen van toepassing op het vaartuig. Volgens de minister volgt op grond van artikel 4.8 van de Binnenvaartregeling de maximale diepgang in de meetbrief uit het technisch reglement van de Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (ES-TRIN). Voor het vaartuig van eiseres wordt de maximale diepgang beperkt op basis van de eisen vanuit dit technisch reglement. De maximale diepgang moet gelijk gehouden worden aan de maximale diepgang op basis van de stabiliteitsberekening. Daarom moet de diepgang volgens de minister beperkt worden tot 2,50 meter en mag er dus niet dieper afgeladen worden.
Overwegingen van de rechtbank
3.2.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat in het kader van een certificaat van onderzoek stabiliteits- en veiligheidseisen van belang zijn. Met een dergelijk certificaat wordt aangetoond dat een schip voldoet aan technische vereisten. Deze eisen, vastgelegd in hoofdstuk 3 van de Binnenvaartregeling (‘Technische voorschriften’), zijn naar het oordeel van de rechtbank echter niet bepalend voor de vraag welke gegevens in een meetbrief opgenomen moeten worden. Aan de meetbrief is in de Binnenvaartregeling een apart hoofdstuk gewijd, hoofdstuk 4 (‘Meetbrief’). De rechtbank sluit zich aan bij de stelling van eiseres dat de minister op basis van dit hoofdstuk een meetbrief moet afgeven.
3.3.
In de diepgangsverklaring van het NBKB van 21 december 2016 staan twee dieptes vermeld: 2,50 meter en 2,82 meter. Die laatste diepgang waarborgt de stabiliteit zolang de kraan niet wordt gebruikt. In dat geval is dus 2,82 meter het uitgangspunt. Pas op het moment dat de kraan in gebruik wordt genomen, dient de maximale diepgang uit oogpunt van stabiliteit te worden beperkt tot 2,50 meter. De rechtbank stelt vast dat nergens expliciet in de wet- en regelgeving is vastgelegd dat, in situaties zoals deze (uitgaande van het gebruik van de kraan), de laagste maximale diepgang in de meetbrief moet worden opgenomen. In hoofdstuk 4 van de Binnenvaartregeling is geen bepaling over de maximale diepgang, al dan niet bij gebruik van een kraan, opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook niet uit de technische vereisten die in hoofdstuk 3 van de Binnenvaartregeling zijn vastgelegd volgen dat in dit geval in de meetbrief de maximale diepgang op 2,50 meter moet worden bepaald. Zoals hiervoor is aangegeven, ziet dat hoofdstuk op het certificaat van onderzoek en niet op de meetbrief. De meetbrief kan dan ook niet op dat hoofdstuk worden gebaseerd. Het betoog van de minister over de veiligheids- en stabiliteitseisen uit de ES-TRIN geeft naar het oordeel van de rechtbank evenmin antwoord op de vraag hoe de meetbrief moet luiden. Ook daarmee wordt door de minister de stelling dat er slechts één maximale diepgang in de meetbrief kan worden vastgelegd en dat dit dan de diepgang bij het gebruik van de kraan moet zijn, niet onderbouwd. De minister heeft verwezen naar meerdere artikelen uit de ES-TRIN, daar waar, zoals eiseres terecht heeft opgemerkt, in artikel 4.8, eerste lid van de Binnenvaartregeling alleen naar artikel 4.04, tweede lid van de ES-TRIN wordt verwezen. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat de nadere voorschriften uit de ES-TRIN die de minister aanhaalt, zien op technische eisen en alleen van belang zijn voor het certificaat van onderzoek, niet voor de meetbrief.
3.4.
Niet in geschil is dat de maximale diepgang zonder gebruik van de kraan 2,82 meter bedraagt. Alleen bij het gebruik van de kraan wordt de maximale diepgang beperkt tot 2,50 meter. Niet is gebleken waarom dit als zodanig niet in de meetbrief vermeld kan worden. Zoals eiseres heeft gesteld, kan onder meer punt 37 van de meetbrief zich daarvoor lenen.

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister met het bestreden besluit geen juist gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van 22 maart 2024. Het bestreden besluit lijdt (nog altijd) aan een motiveringsgebrek. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover het de maximale diepgang en bijbehorend maximaal laadvermogen in de meetbrief betreft. De minister zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak, inhoudende de afgifte van een in voornoemde zin aangepaste meetbrief.
4.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de minister het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover het de maximale diepgang en bijbehorend maximaal laadvermogen in de meetbrief betreft;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Constant, griffier, op 11 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Binnenvaartwet
Hoofdstuk 1. Reikwijdte van de wet
§ 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:
diepgang: verticale afstand van het laagste punt van de scheepsromp aan de onderkant van de bodembeplating of van de kiel tot het vlak van de grootste inzinking van de scheepsromp in meters;
§ 2. Scheepsmeting
Artikel 21
1. Het is verboden een schip te gebruiken zonder geldige meetbrief, afgegeven op grond van de op 15 februari 1966 te Genève tot stand gekomen Overeenkomst nopens de meting van binnenvaartuigen (Trb. 1967, 43).
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de meting en de meetbrieven.
Binnenvaartregeling
Hoofdstuk 3. Technische voorschriften
Artikel 3.2
1. Binnenschepen als bedoeld in artikel 6 van het besluit die worden gebruikt op de zones 2, 3 en 4, voldoen aan de technische voorschriften van ES-TRIN.
2. Bij de toepassing van dit artikel handelt de minister overeenkomstig de Instructies voor de toepassing van ES-TRIN zijn vastgesteld.
Hoofdstuk 4. Meetbrief
Artikel 4.1
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
meetbrief: meetbrief, afgegeven door de minister overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, (…)
Artikel 4.8
1. Het vlak van de grootste toegelaten diepgang wordt vastgesteld overeenkomstig de voor dat binnenschip geldende regels van artikel 4.04, tweede lid, van ES-TRIN.
Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (“European Standard laying down Technical Requirements for Inland Navigation vessels, ES-TRIN”)
Hoofdstuk 3. Scheepsbouwkundige eisen
Artikel 3.02 Sterkte en stabiliteit
3. De stabiliteit van de schepen moet in overeenstemming zijn met het doel waarvoor zij zijn bestemd.
Hoofdstuk 4. Veiligheidsafstand, vrijboord en diepgangschalen
Artikel 4.04 Diepgangsschalen
2. Het nulpunt van iedere diepgangsschaal moet loodrecht daaronder liggen in een vlak
evenwijdig aan het vlak van de grootste inzinking dat door het laagste punt van de
scheepsromp gaat of van de kiel, wanneer deze aanwezig is. De afstand loodrecht boven het
nulpunt moet in decimeters zijn ingedeeld. Deze indeling moet vanaf het vlak voor de waterlijn bij ledig schip tot 100 mm boven het vlak van de grootste inzinking op iedere diepgangsschaal door ingehakte of ingeslagen merken zijn aangebracht. Deze indeling moet voorts in de vorm van goed zichtbare, afwisselend in twee verschillende kleuren geschilderde stroken zijn aangeduid. De indeling moet naast de schaal ten minste bij elke 5 decimeter, alsmede aan het boveneinde, door cijfers zijn aangegeven.

Voetnoten

2.Het huidige artikel 4.04, tweede lid, van de ES-TRIN.