ECLI:NL:RBZWB:2025:4511
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening WIA door voorzieningenrechter
Op 11 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het UWV. De verzoeker had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze aanvraag was door het UWV afgewezen. Na het indienen van bezwaar, verklaarde het UWV het bezwaar ongegrond. De verzoeker vroeg om een voorlopige voorziening, omdat hij in een ernstige financiële noodsituatie zou verkeren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het verzoek kennelijk ongegrond was.
De voorzieningenrechter legde uit dat bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, niet snel sprake is van spoedeisend belang. De verzoeker had niet aangetoond dat er een acute financiële noodsituatie was. Ondanks dat hij aangaf sinds januari 2024 geen structurele inkomsten te hebben, bleek uit de overgelegde bankafschriften dat hij op verschillende momenten aanzienlijke bedragen had ontvangen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij niet kon wachten op de uitkomst van de beroepsprocedure.
Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. S. Constant, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.