ECLI:NL:RBZWB:2025:4507

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436989 / JE RK 25/1159
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor aanvraag paspoort minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

Op 9 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de aanvraag van vervangende toestemming voor het verkrijgen van een paspoort voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De moeder van [minderjarige], die het ouderlijk gezag uitoefent, is niet verschenen bij de mondelinge behandeling, maar haar advocaat heeft haar standpunt toegelicht. De GI heeft verzocht om vervangende toestemming op grond van de Paspoortwet, omdat de moeder weigert het paspoort van [minderjarige] aan de pleegouders te overhandigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij over een geldig reisdocument beschikt, vooral gezien de geplande vakantie van de pleegouders. De kinderrechter heeft de GI vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van het paspoort en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 11 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436989 / JE RK 25/1159
Datum uitspraak: 9 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over het verzoek tot verkrijging van
vervangende toestemming voor het aanvragen van een reisdocument
in de zaak van
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
locatie Rotterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Klootwijk te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 mei 2025.
1.2
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 juli 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3
Hoewel daartoe correct opgeroepen, is de moeder niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Haar advocaat licht toe dat zij er bewust voor heeft gekozen om niet naar de rechtbank te komen, omdat zij bang is om dingen te zeggen waar zij spijt van krijgt. De kinderrechter zet de mondelinge behandeling daarop voort bij afwezigheid van de moeder. De overige aanwezigen maken daartegen geen bezwaar.
1.4
Gelet op de nauwe samenhang tussen dit verzoek en het verzoek van de GI in de zaak met kenmerk C/02/435496 / JE RK 25/907, betreffende verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, zijn deze zaken gelijktijdig behandeld. In beide zaken wordt bij aparte beschikking beslist
2. De feiten
2.1
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3
Bij beschikking van 11 juli 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld, met ingang van 12 juli 2024 tot 12 juli 2025.
2.4
Bij beschikking van 13 september 2024 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een pleeggezin, tot 13 maart 2025, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Vervolgens heeft de kinderrechter, bij beschikking van [geboortedag] 2025, de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt op grond van artikel 36 lid 1 Paspoortwet vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument ten behoeve van [minderjarige] .
3.2
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

4.1
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan. [minderjarige] verblijft sinds 28 juni 2024 bij zijn huidige pleeggezin. Het algemene uitgangspunt is dat, wanneer er sprake is van een uithuisplaatsing, het paspoort van een kind bij het kind is. Conform jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat bij een uithuisplaatsing in een pleeggezin, gezinshuis of instelling het tot de taken van het pleeggezin, gezinshuis of instelling hoort om beslissingen te nemen over uitstapjes en vakanties met de minderjarige.
4.2
De GI heeft de moeder vanaf maart 2025 op verschillende manieren, zoals per e-mail en aangetekende brief, gevraagd om het paspoort van [minderjarige] mee te geven aan pleegouders. Zij weigert dit. De moeder is verteld waarom het belangrijk is dat het paspoort van [minderjarige] bij hem is, bijvoorbeeld wanneer hij in noodgevallen naar de dokter of het ziekenhuis moet. De pleegouders wilden in eerste instantie graag met [minderjarige] op vakantie naar Italië gaan in de week van 14 juli 2025. Deze plannen zijn nu on hold gezet, omdat het niet meer lukt om op tijd een paspoort aan te vragen.

5.Het standpunt van de moeder

5.1
Namens de moeder wordt, samengevat, aangevoerd dat zij het niet eens is met het afgeven van het paspoort aan de pleegouders. Bij een eerdere uithuisplaatsing van [minderjarige] was dit ook niet nodig. De moeder begrijpt niet waarom dit van haar wordt gevraagd. Zij is hierover door de GI niet geïnformeerd. Wat bovendien bij de moeder een rol speelt, is haar wantrouwen richting de GI. Gelet hierop weigert de moeder aan het verzoek van de GI te voldoen.

6.De beoordeling

6.1
Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet, wordt bij een aanvraag (van een reisdocument) door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent.
6.2
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de Paspoortwet, kan bij een aanvraag van een reisdocument ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, indien één of beide personen die het gezag uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34 , eerste lid, af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd. Op grond van artikel 36, tweede lid, van de Paspoortwet kan de rechter een verklaring van toestemming afgeven op grond van artikel 34, vijfde lid, van de Paspoortwet een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
6.3
De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat het verzoek van de GI wordt toegewezen. De kinderrechter onderschrijft dat het van belang is dat de pleegouders beschikken over een geldig reisdocument c.q. legitimatiebewijs. In noodgevallen, zoals door de GI beschreven, maar ook voor een reis met het pleeggezin heeft [minderjarige] een geldig reisdocument nodig. Door herhaaldelijk het verzoek van de GI om afgifte van het paspoort van [minderjarige] te weigeren, handelt de moeder in strijd met de belangen van [minderjarige] . Inmiddels, omdat [minderjarige] niet tijdig over een paspoort beschikt, kan de geplande vakantie van [minderjarige] en de pleegouders niet doorgaan.
6.4
Gelet op het voorgaande en nu het er naar uitziet dat de moeder in haar standpunt volhardt, acht de kinderrechter het in het belang van [minderjarige] dat aan de GI vervangende toestemming wordt verleend om een paspoort voor hem aan te vragen. De kinderrechter heeft, gelet op de overgelegde stukken, geen reden om aan te nemen dat de moeder niet of onvoldoende door de GI geïnformeerd over het belang van het afgeven van het paspoort van [minderjarige] .
6.5
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
6.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verleent vervangende toestemming aan de GI – welke toestemming die van de gezaghebbende moeder vervangt – voor de aanvraag van een Nederlands reisdocument ten behoeve van de [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats] ;
7.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025 door mr. Van Gessel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 11 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.