ECLI:NL:RBZWB:2025:4505

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/1245
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 30 november 2023 behandeld. Het beroep betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 11 januari 2024. De belanghebbende heeft het beroepschrift echter pas op 12 januari 2024 op de post gedaan, waardoor het niet tijdig is ingediend.

De rechtbank legt uit dat het indienen van een beroepschrift na de termijn alleen verontschuldigbaar is als er sprake is van omstandigheden die niet aan de belanghebbende zijn toe te rekenen. De belanghebbende heeft aangevoerd dat de gemachtigde op 30 november 2023 nog contact heeft gehad met de Belastingdienst, maar de rechtbank oordeelt dat deze reden geen verontschuldiging biedt voor de termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukt dat de belanghebbende na de ontvangst van de e-mail van de Belastingdienst op 4 december 2023 nog voldoende tijd had om het beroepschrift in te dienen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1245

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de besteden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 30 november 2023. Dit beroep ziet op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019 met [aanslagnummer] H.96.01.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2]
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 30 november 2023 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 11 januari 2024.
4.1.
Belanghebbende heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel op de envelop gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 12 januari 2024 op de post is gedaan. Het beroepschrift is dus na afloop van de beroepstermijn ter post aangeboden. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eerder op de post is gedaan. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende stelt dat het beroepschrift na afloop van de termijn is ingediend, omdat gemachtigde van belanghebbende op 30 november 2023 nog een bericht heeft verstuurd naar de belastingdienst over het indienen van bankafschriften. Op 4 december 2023 heeft gemachtigde van belanghebbende een mail ontvangen van de belastingdienst waarin stond dat er al een uitspraak is gedaan in de zaak en dat er verder niet inhoudelijk in zal worden gegaan op de zaak. Daaropvolgend heeft gemachtigde van belanghebbende op 11 januari 2024 een beroepschrift verstuurd.
5.1.
De door belanghebbende genoemde reden is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Er is geen sprake van niet aan belanghebbende toe te rekenen omstandigheden die tot gevolg hadden dat het beroepschrift na de termijn is ingediend. De rechtbank acht ook geen sprake van geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende. In de bestreden uitspraak op bezwaar staat duidelijk vermeld dat belanghebbende, als zij het niet eens is met de uitspraak op haar bezwaar, binnen zes weken na de datum van de uitspraak op bezwaar in beroep kan gaan bij de rechtbank. Belanghebbende heeft er voor gekozen eerst bankafschriften naar de belastingdienst te mailen en de reactie daarop af te wachten. Deze keuze dient voor rekening en risico van belanghebbende te blijven. Daarbij overweegt de rechtbank dat belanghebbende na 4 december 2023 nog ruim vijf weken de tijd heeft gehad om het beroepschrift in te dienen. Naar het oordeel van de rechtbank had het dan ook op de weg van belanghebbende gelegen om voor afloop van de beroepstermijn in elk geval een (eventueel voorlopig) beroepschrift in te dienen ter veiligstelling van de termijn en haar belangen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van L.J. Sijtsma, griffier, op 11 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.