Op 4 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2017, in een pleeggezin. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De moeder van de minderjarige, die belast is met het ouderlijk gezag, is niet verschenen bij de mondelinge behandeling, maar haar advocaat heeft haar vertegenwoordigd. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de moeder beoordeeld, waarbij de zorgen over de stabiliteit van de moeder en haar verslaving aan alcohol en harddrugs zijn meegenomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel in een stabiel pleeggezin verblijft en dat het in haar belang is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 18 januari 2026. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de minderjarige niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft benadrukt dat het contact tussen de moeder en de minderjarige belangrijk blijft, ondanks dat het perspectief van de minderjarige niet meer bij de moeder ligt.