ECLI:NL:RBZWB:2025:4492

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436669 / FA RK 25-3105
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie voor betrokkene met psychische stoornis

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1954, die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene ernstig nadeel ondervindt door haar aandoening, wat zich uit in agressief gedrag en het veroorzaken van overlast. De officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met als doel verplichte zorg te verlenen, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juli 2025 heeft betrokkene aangegeven dat zij niet opgenomen wil worden, maar openstaat voor medicatie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor zes maanden, met de mogelijkheid tot toediening van medicatie en medische controles, maar heeft de opname in een accommodatie afgewezen, omdat dit niet proportioneel werd geacht. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Sumner, rechter, in aanwezigheid van mr. Vos, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436669 / FA RK 25-3105
Datum uitspraak: 4 juli 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1954 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
wonend in [plaats] ,
advocaat: mr. V.C. Andeweg te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 18 juni 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 juli 2025 op het thuisadres van betrokkene. Daarbij zijn aanwezig en gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • psychiater, mevrouw [naam 1] ;
  • casemanager, mevrouw [naam 2] .

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden met de volgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene brengt, samengevat, naar voren dat zij niets mankeert. Zij is gewoon zichzelf en leeft haar leven. Betrokkene hoort de hele dag mensen in haar huis en dat is onprettig. Een zorgmachtiging vindt betrokkene overdreven. Zij wil niet opgenomen worden, maar thuis blijven. Betrokkene zegt medicatie te willen proberen, zolang zij daarvan maar geen dingen gaat vergeten. Eerder heeft zij medicatie afgebroken omdat zij daar suf van werd.
3.2.
De psychiater verklaart, samengevat, als volgt. Gezien wordt dat betrokkene mensen hoort praten. Zij reageert daar ook op. Zo heeft betrokkene in haar woning deuren ingeschopt, gooide zij bloempotten naar beneden en heeft zij met een koevoet het raamwerk van de buren beschadigd. Betrokkene heeft te kampen met een psychose, al denkt zij zelf dat zij niets mankeert. Met betrokkene is getracht om een behandelrelatie op te bouwen. De bedoeling is om betrokkene op te nemen en om haar in te stellen op medicatie. Dit lukt niet in een ambulant kader. Het is niet mogelijk om betrokkene dagelijks op medicatie-inname te controleren. Hoe lang de opname nodig is, is moeilijk te voorspellen. Dit is ook afhankelijk van de samenwerking met betrokkene.
3.3.
De casemanager vult hierop, samengevat, nog aan dat hulpverlening in de ambulante setting niet tot verbetering heeft geleid. Betrokkene heeft medicatie aangeboden gekregen, maar weigert deze in te nemen. Hoe ingrijpend een opname ook is, belangrijk is om betrokkene in te stellen op medicatie.
3.4.
De advocaat voert, samengevat, het volgende aan. Betrokkene heeft een geschiedenis zonder verplichte opname. Zij is onvoldoende geïnformeerd over het verstrekkende gevolg van een zorgmachtiging. Dit had beter gemoeten. Primair wordt verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair, als de rechtbank een zorgmachtiging toch nodig acht, dan wordt verzocht om de opname niet toe te staan en het enkel te houden bij toediening van medicatie en verrichten van medische controles, waarbij wordt opgemerkt dat de medicatie desnoods bij een FACT-locatie of GGZ-instelling toegediend kan worden. Een opname nu is te verstrekkend.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De enkele ontkenning van betrokkene dat er iets met haar aan de hand is, geeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de medische verklaring en de toelichting daarop van de psychiater en de casemanager.
4.3.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
4.4.
De rechtbank neemt hierbij onder andere in aanmerking dat betrokkene vanuit auditieve hallucinaties in toenemende mate agressief is. Zo heeft zij een rolluik van de buurvrouw met een koevoet beschadigd, een bloempot naar beneden gegooid en in haar eigen woning deuren ingetrapt. Daarnaast zou sprake zijn van ander overlastgevend gedrag zoals nachtelijk schreeuwen. De dochter van betrokkene is overbelast geraakt.
4.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
4.6.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene geen ziektebesef of -inzicht heeft. Zij laat ambulante hulpverlening weliswaar binnen, maar weigert het gebruik van noodzakelijk geachte medicatie. Hierdoor zijn er in het vrijwillig kader geen verdere stappen naar herstel mogelijk. Hoewel betrokkene tijdens de mondelinge behandeling aangeeft medicatie te willen proberen, stelt zij daarvoor ook eigen voorwaarden. Gelet op het voormelde heeft de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat met betrokkene (behandel)afspraken zijn te maken in een vrijwillig kader. Dit is geprobeerd, maar zonder effect. Daarom is verplichte zorg noodzakelijk.
4.7.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.
4.7.1.
De noodzaak van het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles acht de rechtbank aanwezig. Zonder de verplichting daartoe wordt verwacht dat betrokkene zal weigeren medicatie in te nemen. De rechtbank wijst erop dat het toepassen van deze zorgvormen, zoals de advocaat heeft opgemerkt, ook kunnen plaatsvinden op een FACT-locatie of andere GGZ-instelling. Dit hoeft niet per definitie bij betrokkene thuis plaats te vinden. Met andere woorden; betrokkene mag verplicht (depot)medicatie worden toegediend. Wanneer dit bij betrokkene thuis niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat zij zich hiertegen verzet, mag zij worden meegenomen naar een andere locatie van de zorgaanbieder waar medicatietoediening wel kan gebeuren.
4.7.2.
Gelet op de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling wordt onder de verplichte zorg ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten’, verstaan dat betrokkene periodiek contact heeft met haar ambulant behandelteam en zij de door hen gegeven aanwijzingen opvolgt. De rechtbank wijst deze vorm van verplichte zorg op deze wijze toe. Het beperken van het gebruik van communicatiemiddelen is niet nodig.
4.7.3. ‘
‘Opnemen in een accommodatie’ alsmede de bijbehorende zorgmodaliteit ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ zal de rechtbank afwijzen. De rechtbank volgt hierin het pleidooi van de advocaat; een opname om betrokkene in te stellen op haar medicatie is – op dit moment – te verstrekkend en hierdoor niet proportioneel. Een opname moet gelden als een
ultimum remedium. Met andere woorden, een opname dient noodzakelijk te zijn en te gelden als laatste redmiddel. De rechtbank is er niet van overtuigd dat alle minder ingrijpende maatregelen (verplichte ambulante behandeling) zijn uitgeput. Betrokkene heeft in het vrijwillige kader weliswaar gezegd bezwaar te hebben tegen de toediening van haar medicatie, maar ook is gebleken dat zij openstaat voor contact met het ambulant behandelteam. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart betrokkene dat zij er ook voor open staat om medicatie te proberen. Dit zijn minder verstrekkende oplossingen die eerst aangegrepen moeten worden. Uiteraard begrijpt de rechtbank ook dat het wellicht in het belang van betrokkene zou zijn om verplicht af te dwingen dat medicatie wordt toegediend, maar dat is niet het toetsingskader dat door de wetgever is opgelegd.
4.8.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat wanneer bovengenoemde maatregelen niet het gewenste effect hebben, het de officier van justitie vrijstaat om een verzoek te doen tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 Wvggz.
4.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.10.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
4.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1954 in [geboorteplaats] , wat inhoudt dat de volgende maatregelen kunnen worden toegepast;
- toediening van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, zoals is weergegeven in rechtsoverweging 4.7.2;
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 januari 2026;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2025 door mr. Sumner, rechter, in aanwezigheid van mr. Vos, griffier, en op schrift gesteld op 10 juli 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.