Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L.A. Fischer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. Eiser had beroep ingesteld omdat het college niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 19 juni 2024 tegen een eerdere beslissing van 17 juni 2024. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het college de beslistermijn had overschreden. De rechtbank heeft bepaald dat het college binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat het college een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast heeft de rechtbank de hoogte van een reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1442,-, die verschuldigd is vanaf 11 maart 2025 tot 23 april 2025. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 194,- en proceskosten van € 453,50, die door het college moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.