Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
€ 313,49bedraagt.
€ 226,75
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een administratief beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete opgelegd gekregen en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep gegrond en kende een proceskostenvergoeding toe, waarbij de zaak als samenhangend met 19 andere zaken werd aangemerkt. De gemachtigde, mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft hiertegen beroep ingesteld bij de kantonrechter, waarbij hij aanvoerde dat de officier van justitie ten onrechte de zaken als samenhangend had aangemerkt. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 29 april 2025, waar zowel de gemachtigde als de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig waren. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van samenhangende zaken en verklaarde het beroep gegrond. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie en de toekenning van een aangepaste proceskostenvergoeding. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 766,99, die de officier van justitie moest vergoeden aan de betrokkene. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er was geen mogelijkheid tot hoger beroep.