Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene, die werd vertegenwoordigd door mr. B. de Jong van Adviesbureau Skandara B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rykweg (A16) te Prinsenbeek op 20 juni 2022. Betrokkene ontkende echter deze gedraging te hebben verricht en voerde aan dat het niet duidelijk was hoe de verbalisant de gedraging had geconstateerd. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 29 april 2025 heeft de kantonrechter de zaak behandeld. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft het verzoek gedaan om het beroep gegrond te verklaren, onder verwijzing naar de consistente ontkenning van betrokkene dat hij een mobiele telefoon had vastgehouden. De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden, mede omdat betrokkene bij zowel de staande houding als in het beroep bij de officier van justitie en de kantonrechter heeft volgehouden geen mobiele telefoon vast te hebben gehouden. Hierdoor is de boete ten onrechte opgelegd.
De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beschikking waarbij de boete was opgelegd en de beslissing van de officier van justitie vernietigd, en bepaald dat het bedrag dat betrokkene als zekerheid had betaald, door de officier van justitie moet worden terugbetaald. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan betrokkene. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.