ECLI:NL:RBZWB:2025:4466

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11212198 MB VERZ 24-944
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Jel van der Sandelaan te Breda op 27 januari 2023. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 29 april 2025 zijn de gemachtigde van betrokkene, mr. B. de Jong, en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, verschenen. De gemachtigde betwistte de gedraging en stelde dat de verbalisant de gedraging niet daadwerkelijk had waargenomen. De zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep gegrond te verklaren, onder verwijzing naar het feit dat de verbalisant de gedraging niet zelf had waargenomen.

De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden, aangezien de verbalisant slechts een conclusie had getrokken zonder de gedraging zelf te hebben waargenomen. Hierdoor werd de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie werd vernietigd en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag van € 159,- aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11212198 \ MB VERZ 24-944
CJIB-nummer : 5062 5422 5556 1705
uitspraakdatum : 29 april 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 april 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Namens Skandara B.V. is mr. B. de Jong verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Jel van der Sandelaan te Breda op 27 januari 2023 om 09.42 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene de gedraging betwist. De verbalisant heeft niet daadwerkelijk over het fietspad of trottoir zien rijden. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde geen ander verweer hieraan toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft het voertuig niet daadwerkelijk zien rijden. De verbalisant heeft een conclusie getrokken omdat het voertuig aan de andere kant van het fietspad stond. Nu de verbalisant de gedraging niet heeft waargenomen dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat de verbalisant een conclusie heeft getrokken dat de gedraging zou zijn verricht maar niet zelf heeft waargenomen dat de gedraging is verricht. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: