Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 17 km per uur te hard op de N253 te Sluis op 1 januari 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting is de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, verschenen, evenals de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer. De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene ten onrechte niet was gehoord en verzocht om een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger stelde dat de hoorplicht was geschonden, maar dat dit geen gevolgen had voor de uitspraak, omdat er geen sprake was van een structurele schending.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid daarvan. De kantonrechter verwierp de argumenten van de gemachtigde en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht, maar stelt dat in dit geval de schending niet leidde tot een andere uitkomst. De beslissing kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.