ECLI:NL:RBZWB:2025:4457

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11285565 MB VERZ 24-714
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens gebruik van verdrijvingsvlak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het gebruik van een verdrijvingsvlak op de Buitenhaven te Terneuzen op 12 juli 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 14 mei 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de betrokkene ten onrechte niet is staande gehouden, terwijl dit wel mogelijk was geweest. De zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, heeft echter betoogd dat er geen reële mogelijkheid was om de betrokkene staande te houden, en dat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende bewijs beschouwd voor de gedraging en heeft geoordeeld dat de betrokkene de mogelijkheid had om zijn rijgedrag aan te passen tussen de twee gedragingen waarvoor de boetes zijn opgelegd.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete terecht is opgelegd en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 11285565 \ MB VERZ 24-714
CJIB-nummer : 0062 5422 5945 7507
uitspraakdatum : 14 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.S. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Namens Verskeersboete.nl is [naam] verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken op de Buitenhaven te Terneuzen op 12 juli 2023 om 09.11 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene ten onrechte niet is staande gehouden terwijl hiertoe wel een reële mogelijkheid bestond. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding en voert aan dat een verlaagde procespuntwaarde om meerdere redenen onverbindend is.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de verbalisant betrokkene negen minuten is gevolgd en om versterking had kunnen vragen om de betrokkene staande te houden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Indien er geen reële mogelijkheid is hoeft de verbalisant de bestuurder van het voertuig niet staande te houden. De verbalisant heeft verklaard hoe de situatie was ten tijde van constatering van de gedraging. Gelet hierop was er geen reële mogelijkheid tot staandehouding. Betrokkene heeft terecht twee boetes opgelegd gekregen omdat er geen sprake is van één feit. De gedragingen zijn op verschillende pleeglocaties gepleegd waarbij betrokkene zijn rijgedrag had kunnen en moeten aanpassen.
Overwegingen
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De twee boetes zijn opgelegd voor gedragingen op verschillende pleeglocaties en betrokkene had de mogelijkheid zijn rijgedrag tussen de twee gedragingen aan te passen. Van schending van het ne bis in idem-beginsel is dan ook geen sprake.
De boete is dus terecht opgelegd.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaaksoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat
hij met een privé voertuig reed en de bestuurder van het voertuig niet op veilige wijze staande kon houden.
Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. Van de verbalisant hoeft niet gevergd te worden betrokkene met een agressief rijgedrag staande te houden. Het oproepen van versterking om alsnog betrokkene staande te houden is theoretisch een oplossing maar geen praktische.
De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
De kantonrechter ziet in wat namens betrokkene is aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: