Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Ryksweg te Rilland op 20 juni 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, was wel aanwezig om de zaak te bepleiten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat hij op het moment van de constatering bezig was met zijn portemonnee en dat de agent mogelijk in de war was geraakt door het oplaadsnoer van zijn telefoon. De kantonrechter oordeelde echter dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging. Er waren geen specifieke feiten of omstandigheden die aanleiding gaven om aan de juistheid van de verklaring te twijfelen.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete terecht is opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M.A.V. van Aardenne, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen.