Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden met een voertuig waarvan een deel van de buitenzijde mogelijk los zou raken. De gedraging vond plaats op de Rijksweg A58 te Etten-Leur op 20 mei 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 19 juni 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden. De betrokkene had al contact opgenomen met de garage en was staande gehouden voordat zij haar voertuig kon parkeren. De zittingsvertegenwoordiger, mr. K. Kattick, heeft de kantonrechter verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en de boete met 25% te matigen vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat er aanleiding was om de boete te matigen tot nihil, gezien de omstandigheden waaronder de betrokkene handelde. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de betrokkene heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1.554,-. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.