Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A4 te Halsteren op 9 maart 2023. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 was de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. K. Kattick, terwijl betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De gemachtigde had in het beroepschrift aangevoerd dat betrokkene op het moment van de vermeende overtreding op zijn werk was en dat zijn voertuig geparkeerd stond voor zijn huis. Dit werd onderbouwd met twee getuigenverklaringen. De kantonrechter heeft overwogen dat er twijfel bestaat over de constatering van de verbalisant, gezien de afstand tussen Den Haag, waar betrokkene woont en werkt, en de pleeglocatie. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete ten onrechte is opgelegd en heeft het beroep gegrond verklaard. De beslissing van de officier van justitie en de boete zijn vernietigd, en de officier van justitie is opgedragen het betaalde bedrag van € 389,- aan betrokkene terug te betalen, evenals een proceskostenvergoeding van € 453,50.