Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beschikking vernietigd, waarna de gemachtigde van betrokkene, mr. I.N.D.J. Rissema, beroep heeft ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 28 mei 2025 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde niet aanwezig was, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie wel. De gemachtigde heeft in het beroepschrift aangevoerd dat de officier van justitie ten onrechte heeft afgezien van het vaststellen van de verschuldigde dwangsom. De kantonrechter heeft overwogen dat de officier van justitie niet tijdig heeft beslist, wat heeft geleid tot de vaststelling van een dwangsom van € 1.442,-. De kantonrechter heeft echter het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen, omdat betrokkene inhoudelijk niet in het gelijk is gesteld. De beslissing van de kantonrechter is definitief en er is geen hoger beroep mogelijk.