In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de eisende partij Zeeland Investments B.V. die een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, hier aangeduid als [persoon]. De zaak betreft een geschil over de betaling van huurkosten voor een auto. De gedaagde heeft de opdracht gekregen om te bewijzen dat hij namens zijn werkgever een huurovereenkomst heeft gesloten. Tijdens de getuigenverhoren is echter gebleken dat de gedaagde niet als vertegenwoordiger van zijn werkgever heeft opgetreden. De getuigen hebben verklaard dat de gedaagde zelf verantwoordelijk was voor de huurkosten en dat hij erkende dat hij de factuur zou betalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht en dat hij de factuur voor de huur van de auto moet betalen. De vordering in reconventie van de gedaagde is afgewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.743,09, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie. Het vonnis is uitgesproken op 21 mei 2025.