Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Nieuwe Kadijk te Breda op 10 oktober 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De officier van justitie was wel aanwezig en heeft de argumenten van de betrokkene weerlegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende was geconstateerd door de verbalisant, die in burgerkleding en met een privévoertuig reed. De kantonrechter oordeelde dat er geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om de bestuurder staande te houden, wat volgens de wet een voorwaarde is voor het opleggen van een boete aan de kentekenhouder. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard, en de boete is terecht opgelegd aan de kentekenhouder. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.