ECLI:NL:RBZWB:2025:432
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de ongegrondverklaring van het beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 november 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 31 oktober 2022 de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende vastgesteld op € 381.000 per 1 januari 2020. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 14 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door mr. L.J. Boone en een taxateur. De belanghebbende was niet verschenen op de zitting, maar was wel op de juiste wijze uitgenodigd.
De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende tegen de vastgestelde WOZ-waarde beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar de waarde op een juiste manier heeft onderbouwd met een taxatiematrix. De rechtbank oordeelt dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) gehandhaafd blijven, en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond. De belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.