Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op 4 oktober 2023. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Ondanks dat de kantonrechter geen aanleiding zag om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, heeft hij wel aanleiding gezien om de boete te matigen. Dit was gebaseerd op de onduidelijke verkeerssituatie in het centrum van Breda door werkzaamheden. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete gematigd tot € 80,- plus € 9,- administratiekosten. Tevens is bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan zekerheid door de officier van justitie aan betrokkene moet worden terugbetaald. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.