ECLI:NL:RBZWB:2025:4297

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
02-429386 FA RK 24-5657
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van de Kraats
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige en omgangsregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor de erkenning van een minderjarige, alsook om een omgangsregeling vast te stellen. De man, die de biologische vader van de minderjarige is, verzocht om de toestemming van de moeder en het kind (dat ouder is dan 12 jaar) te vervangen, omdat de moeder haar toestemming niet wilde geven. De rechtbank heeft de bijzondere curator benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 mei 2025 is het verzoek besproken, waarbij zowel de man als de vrouw met hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is, maar dat er een sterke emotionele weerstand is van de moeder tegen de erkenning. De minderjarige zelf heeft aangegeven geen contact te willen met de man en ook geen erkenning. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek van de man om erkenning en een omgangsregeling niet in het belang van de minderjarige is, gezien de omstandigheden en de emotionele impact op het kind. De rechtbank heeft het verzoek van de man afgewezen, maar heeft wel een informatieregeling vastgesteld waarbij de vrouw de man driemaal per jaar zal informeren over belangrijke gebeurtenissen rondom de minderjarige. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/429386 / FA RK 24-5657
Datum uitspraak: 8 juli 2025
beschikking over vervangende toestemming erkenning, omgang en informatie
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.A.E.C.J.M. Hooft in Gilze, gemeente Gilze en Rijen,
tegen:
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S. Klootwijk in Breda.
Ten aanzien van het afstammingsverzoek wordt als belanghebbende in deze aangemerkt:
[de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012, hierna: [de minderjarige] , vertegenwoordigd door mr. [de bijzondere curator] in haar hoedanigheid van bijzondere curator.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zeeland-West-Brabant, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van 4 maart 2025 tot benoeming van een bijzondere curator over [de minderjarige] en alle daarin vermelde stukken;
  • het F9-formulier van de advocaat van de man van 28 februari 2025;
  • het op 11 april 2025 ontvangen verweerschrift met bijlagen;
  • een afschrift van de geboorteakte van [de minderjarige] ;
  • het op 15 april 2025 ontvangen verslag van de bijzondere curator.
  • het uittreksel uit het gezagsregister over [de minderjarige] .
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 12 mei 2025. Bij die behandeling zijn gekomen de man en de vrouw met hun advocaten. Ook waren aanwezig de bijzondere curator en een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3
Voorafgaand aan deze mondelinge behandeling heeft de rechter met [de minderjarige] gesproken over het verzoek. Na de mondelinge behandeling heeft de rechter [de minderjarige] nogmaals uitgenodigd voor een gesprek. [de minderjarige] heeft de rechter een brief geschreven.

2.De nadere beoordeling

2.1
Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank mr. [de bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator over [de minderjarige] . De rechtbank heeft de bijzondere curator verzocht schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over het verzoek in te nemen.
2.2
Aan de rechtbank ligt nog voor het verzoek van de man:
I. aan hem vervangende toestemming te verlenen, ter vervanging van de toestemming van de moeder, voor de erkenning van [de minderjarige] ;
II.
primaireen omgangsregeling vast te stellen waarbij de man gerechtigd is tot omgang met [de minderjarige] gedurende één dag per week (in het weekend) vanaf 10.00 uur tot 20.00 uur en een deel van de vakanties- en feestdagen in onderling overleg te verdelen;
III.
subsidiaireen in goede justitie door de rechtbank te bepalen omgangsregeling;
IV. een informatieregeling vast te stellen waarbij de vrouw eens per maand de man per email op de hoogte moet brengen over de ontwikkeling van [de minderjarige] .
2.3
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 12 mei 2025 heeft de man een aanvullend verzoek ingediend in die zin dat hij ook verzoekt om de toestemming van [de minderjarige] voor de erkenning te vervangen door die van de rechtbank.
2.4
Op grond van de overgelegde stukken staat het volgende vast:
- De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad.
- Uit die relatie is [de minderjarige] geboren.
- Op de geboorteakte van [de minderjarige] staat geen vader genoemd.
- De man heeft [de minderjarige] niet erkend.
- De vrouw heeft het gezag over [de minderjarige] .
- De man, de vrouw en [de minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.5
De man legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij de biologische vader is van [de minderjarige] . De erkenning heeft nooit plaatsgevonden, omdat de vrouw haar toestemming hiervoor niet gaf. De man wilde de verstandhouding goed houden en heeft daar niet verder op aangedrongen. De man acht het nog wel in het belang van [de minderjarige] dat de biologische band formeel wordt bevestigd door een erkenning. De man hoopt dat de vrouw alsnog haar toestemming hiervoor zal verlenen. De man heeft verder aangegeven dat hij als gevolg van persoonlijke problematiek een periode verslaafd is geweest. Hierdoor heeft hij geen contact kunnen hebben met [de minderjarige] . Wel heeft [de minderjarige] altijd contact gehad met de familie van de man. De man heeft aan zijn problematiek gewerkt met behulp van professionals. Hij heeft inmiddels meer dan vijf jaar geen contact gehad met politie en justitie en hij is ruim twee jaar lang clean. De man heeft zijn leven op orde. Mede doordat het met [de minderjarige] niet altijd even goed gaat, wil de man zijn verantwoordelijkheid nemen. De man heeft door zijn eigen toedoen te lang aan de zijlijn gestaan. Hij verzoekt een omgangsregeling te bepalen, maar hij stelt wel dat de omgang alleen vastgesteld moet worden als dit in het belang is van [de minderjarige] . Ook wil hij graag geïnformeerd worden over [de minderjarige] zodat hij op termijn beter kan aansluiten bij [de minderjarige] .
De man is bereid om deel te nemen aan het Uniform Hulpaanbod (UHA) als dat nodig wordt geacht. Ook staat hij open voor een onderzoek door de Raad als dat nodig wordt gevonden.
2.6
De vrouw voert aan dat, anders dan de man stelt, er nimmer sprake is geweest van een langdurige relatie tussen hen. Ten tijde van de geboorte van [de minderjarige] hadden zij al geen relatie meer. Zij hebben ook geen vijf jaar samengewoond. Wel hebben zij gedurende vijf jaar contact gehad. De vrouw wilde de man helpen. Zij heeft hem tijdens en na de relatie onderhouden. Dit was een roerige periode waar de vrouw bijna zelf aan onderdoor ging. De vrouw vindt het zeer kwalijk dat de man de relatiebreuk als reden geeft voor zijn verslavingsproblematiek. De man was al jaren voor de relatie van partijen verslaafd aan cocaïne. Hij komt uit een drugsmilieu en ook tijdens de relatie waren er problemen als gevolg van het drugsgebruik door de man. Uiteindelijk heeft de vrouw voor zichzelf gekozen en de relatie beëindigd. De vrouw heeft de man destijds een ultimatum gesteld dat hij clean en stabiel moest zijn. Dan zou zij kijken of er een omgangsregeling kon komen tussen de man en [de minderjarige] . Zover is het echter nooit gekomen. De vrouw heeft gedurende negen jaar niets van de man vernomen en hij heeft nooit geïnformeerd naar [de minderjarige] . De vrouw acht het niet in het belang van [de minderjarige] dat de man vervangende toestemming krijgt voor erkenning. Een erkenning zal de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] schaden alsmede een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] . De vrouw betwist dat het niet goed zou gaan met [de minderjarige] . De vrouw erkent dat Veilig Thuis betrokken is geweest, maar over de reden hiervan wil de vrouw niet uitweiden. Zij beticht de vader van de man ervan dat hij [de minderjarige] tegen de vrouw heeft opgezet. Hij heeft op de verjaardag van [de minderjarige] gezegd dat hij nu twaalf jaar is en zelf mag bepalen wat hij wil. De vrouw heeft hierop aangegeven dat zij niet wil dat [de minderjarige] nog contact heeft met zijn opa, omdat dit schadelijk is voor [de minderjarige] en haar band met [de minderjarige] . Vervolgens is deze procedure door de man gestart. Dit zorgt voor veel stress bij de vrouw. [de minderjarige] heeft rust en stabiliteit nodig en dit dient niet te worden verstoord door een omgangsregeling met iemand die een vreemde voor hem is. Een omgangsregeling of een informatieregeling acht de vrouw niet in het belang van [de minderjarige] . Na alles wat is gebeurd en alle jaren die zijn verstreken, staat de vrouw niet open voor een traject van het UHA. De man heeft genoeg kansen gehad om in een eerder stadium het contact met [de minderjarige] te herstellen.
2.7
De bijzondere curator heeft naar voren gebracht dat vastgesteld kan worden dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] . Hoewel duidelijk is dat er bij de vrouw veel emotionele weerstand is tegen de erkenning, stond [de minderjarige] zelf positief tegenover een erkenning. De vrouw ziet geen rol voor de man in het leven van [de minderjarige] door alles wat is gebeurd. Er is sprake van een sterke band tussen de vrouw en [de minderjarige] . [de minderjarige] staat positief tegenover de erkenning omdat de man zijn vader is, maar dit betekent niet dat hij ook contact wil. Wel laat hij een opening voor de toekomst. De vrouw vreest de invloed die de man zal gaan uitoefenen terwijl de man benoemt dat hij lang afwezig is geweest en zich terughoudend zal opstellen. Hij wil informatie over [de minderjarige] en in de toekomst contact. De bijzondere curator schat in dat een erkenning weerslag zal hebben op [de minderjarige] gezien de hevige weerstand en emoties die het verzoek van de man bij de vrouw hebben opgeroepen. Het enkele feit dat [de minderjarige] enige weerslag zou ondervinden van de inbreuk die erkenning maakt op zijn of haar privéleven met de moeder betekent echter niet dat dit kan worden aangemerkt als schade aan zijn of haar belangen. [de minderjarige] ervaart [naam] als een vaderfiguur en hij heeft met hem een fijn contact. Een erkenning staat het contact tussen [naam] en [de minderjarige] niet in de weg. Bovendien brengt een erkenning ook niet met zich dat er direct contact moet komen tussen [de minderjarige] en de man. [de minderjarige] geeft heel duidelijk aan daar op dit moment geen ruimte voor te hebben. Ondanks de weerstand van de vrouw adviseert de bijzondere curator om het verzoek van de man toe te wijzen. Vanwege de toestemming van [de minderjarige] zelf en de sterke band tussen hem en zijn moeder, lijkt een ongestoorde verhouding gewaarborgd.
2.8
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter naar voren gebracht dat [de minderjarige] tijdens het kindgesprek heeft aangegeven dat hij niet wil dat de man hem zal erkennen. Ook heeft hij aangegeven dat hij geen contact wil met de man. Wel wil hij dat er weer contact zal zijn met opa, de vader van de man. De rechter kon verder niet met partijen delen wat [de minderjarige] in dit vertrouwelijke gesprek met haar heeft besproken.
2.9
Door en namens de man is aangegeven dat het belangrijk is dat het contact tussen [de minderjarige] en zijn opa, de vader van de man, in ieder geval wordt hersteld. De man begrijpt dat de vrouw haar wantrouwen heeft gezien het verleden. Hij zou graag zien dat er herstelgesprekken komen, mogelijk via het UHA, zodat ook [de minderjarige] de emotionele toestemming krijgt. De man is niet uit op contact met [de minderjarige] op zeer korte termijn, maar hij hoopt wel dat dit hersteld kan worden op langere termijn. De man zou verder geïnformeerd willen worden over [de minderjarige] zodat hij kan aansluiten bij de ontwikkeling van [de minderjarige] op het moment dat er wel contact kan komen.
2.1
Zijdens de vrouw is verweer gevoerd tegen het ter zitting ingediende aanvullende verzoek van de man zo laat in de procedure. De vrouw heeft aangegeven dat gekeken moet worden naar de wens van [de minderjarige] . Hij wil de erkenning niet en hij wil ook geen contact met de man. Gezien het verleden staat de vrouw niet open voor herstelgesprekken met de man. [de minderjarige] wil rust. Hij ziet [naam] , de ex-partner van de vrouw, als zijn vader en met hem heeft hij meerdere dagen per week contact. Ook staat de vrouw niet open voor een informatieregeling, omdat dit een opening vormt voor de man om contact te zoeken. Verder heeft de vrouw aangegeven dat zij zo snel mogelijk contact zal opnemen met de opa van [de minderjarige] , de vader van de man, om dat contact te herstellen.
2.11
De bijzondere curator heeft naar voren gebracht dat de verzoeken hevige emoties bij de vrouw teweeg hebben gebracht. Er is sprake van een zeer hechte band tussen de vrouw en [de minderjarige] . De bijzondere curator blijft ter zitting bij haar standpunt dat een erkenning hier geen invloed op zal hebben. Ten aanzien van het aanvullende verzoek en het gewijzigde standpunt van [de minderjarige] heeft de bijzondere curator aangegeven dat zij niet uitsluit dat het gewijzigde standpunt voortkomt uit loyaliteitsgevoelens van [de minderjarige] . Mogelijk voelt hij de weerstand van zijn moeder, hoewel zij het beste wil voor hem. De bijzondere curator vindt het lastig om een standpunt in te nemen of ook de toestemming van [de minderjarige] vervangen moet worden voor de erkenning.
2.12
De vertegenwoordigster van de Raad heeft aangegeven dat een erkenning niet automatisch leidt tot gezag en omgang. De man is de biologische vader en de Raad is in het algemeen van mening dat het in het belang is van kinderen dat dit wordt vastgesteld. Nu de Raad niet op de hoogte is van de beweegredenen van [de minderjarige] om zijn toestemming tot erkenning niet te geven, refereert de Raad op dit punt aan het oordeel van de rechtbank.
Verder heeft de Raad geadviseerd om geen omgangsregeling vast te stellen, maar wel een informatieregeling, inhoudende dat de man viermaal per jaar zou worden geïnformeerd over [de minderjarige] . Als het in de toekomst tot een ontmoeting zou komen tussen de man en [de minderjarige] dan kan de man ook vragen stellen over zaken die aansluiten bij [de minderjarige] . Door de Raad is verder naar voren gebracht dat de man ook voor ogen moet houden dat hij voor [de minderjarige] eerder is weggevallen en het contact tussen hen is verbroken vanwege problematiek aan de zijde van de man. De vrouw heeft [de minderjarige] zonder de man opgevoed. De man was hierin afwezig. De man geeft enerzijds aan dat hij tijd heeft om op [de minderjarige] te wachten, maar anderzijds wil hij ook garanties. Het is fijn dat het goed met de man gaat, maar de vrouw dient ook de tijd te krijgen om er vertrouwen in te krijgen dat het emotioneel veilig is zodat zij eventueel contact in de toekomst kan ondersteunen. De Raad adviseert beide ouders om hierin ondersteuning te zoeken.
2.13
De rechtbank overweegt als volgt.
2.14
De rechtbank overweegt dat in artikel 1:204, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat, voor zover hier van belang, dat de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank kan worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt en die persoon de verwekker is van het kind.
2.15
Het uitgangspunt van de wetgever is dat het afstammingsrecht zoveel mogelijk in overeenstemming dient te zijn met de biologische werkelijkheid, hetgeen in het licht van de identiteitsontwikkeling van kinderen als zwaarwegend moet worden beschouwd. Er wordt een grote waarde gehecht aan de afstammingsinformatie die kinderen hebben zodat zij weten van wie zij afstammen.
2.16
Tussen partijen is niet in geschil dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] . Ook [de minderjarige] weet dat de man zijn biologische vader is, ondanks dat de man het grootste deel van het leven van [de minderjarige] afwezig is geweest. [de minderjarige] heeft vrijwel altijd contact gehouden met de vader van de man, dus met zijn familie. Van een situatie dat het [de minderjarige] aan deze informatie ontbreekt en dit een negatieve weerslag heeft op zijn identiteitsontwikkeling lijkt dan ook geen sprake.
2.17
De rechtbank overweegt voorts dat het evident is gebleken, ook tijdens het kindgesprek, dat [de minderjarige] totaal klem is komen te zitten door deze procedure. Hoewel het uitgangspunt is dat een biologische vader een kind kan erkennen en dat het in het belang van een kind is dat hij twee juridische ouders heeft, is de rechtbank van oordeel dat het in deze zaak niet in het belang is van [de minderjarige] . De vrouw heeft zeer veel weerstand tegen de man door alles wat in het verleden is gebeurd. De man is zeer lang afwezig/buiten beeld geweest en hij heeft zelf ook erkend dat hij als gevolg van zijn verslavingsproblematiek niet in staat is geweest een rol te vervullen in het leven van [de minderjarige] . De rechtbank is van oordeel dat de man met het starten van deze procedure voorbij is gegaan aan de belangen en de gevoelens van [de minderjarige] .
2.18
Het indienen van het aanvullende verzoek tijdens de mondelinge behandeling verdient bovendien ook niet de schoonheidsprijs. Het is duidelijk dat [de minderjarige] heel erg klem zit en dan wordt een dergelijk verzoek nog zo laat in de procedure ingebracht. Vanwege dit aanvullende verzoek heeft de rechtbank [de minderjarige] nogmaals uitgenodigd voor een kindgesprek. [de minderjarige] heeft vervolgens in een brief aan de kinderrechter laten weten dat hij de erkenning door de man niet wil.
2.19
Hoewel het wettelijk uitgangspunt is dat de juridische werkelijkheid zoveel mogelijk in overeenstemming moet zijn met de feitelijke situatie, overweegt de rechtbank gelet op de bijzondere omstandigheden van deze zaak anders. De rechtbank is van oordeel dat in het zwaarwegende belang van [de minderjarige] van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. De rechtbank begrijpt dat de man [de minderjarige] wil erkennen en uiteindelijk omgang met hem wil. Dit is een recht dat hij in beginsel heeft als biologische vader. De omstandigheden in deze zaak maken echter dat een erkenning op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] worden geacht. [de minderjarige] weet dat de man zijn biologische vader is, maar zijn vader is ook het grootste deel van zijn leven afwezig geweest. Er is in het verleden heel erg veel gebeurd en als gevolg hiervan heeft de vrouw geen enkel vertrouwen in de man en een grote weerstand tegen de door de man ingediende verzoeken. De vrouw heeft [de minderjarige] altijd opgevoed en verzorgd en er is sprake van een zeer sterke band tussen hen. Door [de minderjarige] lijkt geen enkele ruimte te worden gevoeld om de man op dit moment een plek in zijn leven te geven. De rechtbank begrijpt dat het voor [de minderjarige] onmogelijk is om op dit moment, onder deze omstandigheden, zijn toestemming te geven voor de erkenning door de man. Dit vraagt teveel van zijn loyaliteit en maakt dat hij nog meer klem komt te zitten in deze situatie. Dit afgezet tegen het doel van de man, in de toekomst contactherstel, maakt dat de rechtbank oordeelt dat met een erkenning op dit moment de evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] in het gedrang komt. Daarbij weegt bovendien mee dat [de minderjarige] de afstammingsinformatie heeft die hij nodig heeft voor zijn identiteitsontwikkeling. Hij weet van wie hij afstamt. In dat kader is het ook van belang dat zijn contact met opa, de vader van de man, zoals [de minderjarige] heel graag wil, weer wordt hersteld en deze contacten doorgang kunnen blijven vinden. [de minderjarige] heeft zelf aangegeven dat hij mogelijk in de toekomst ruimte krijgt in zijn leven voor de man. Gezien de gegeven omstandigheden zal de man hierin geduldig moeten zijn en laten zien dat hij met de goede intenties in de toekomst het contact wil herstellen met [de minderjarige] . Op dit moment is hiervoor geen ruimte.
2.2
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de man om de toestemming van de vrouw en [de minderjarige] te vervangen om [de minderjarige] te erkennen moet worden afgewezen. Ook zal de rechtbank het verzoek van de man afwijzen om een omgangsregeling vast te stellen, omdat dit onder de voornoemde omstandigheden in strijd is met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige] .
Informatieregeling
2.21
De man heeft verzocht een informatieregeling vast te stellen. De vrouw heeft ingestemd met het voorstel van de man tijdens de mondelinge behandeling dat zij de man via haar advocaat driemaal per jaar zal informeren over [de minderjarige] . Nu partijen overeenstemming over deze regeling hebben bereikt zal de rechtbank deze vaststellen als hierna te melden.
Taak bijzondere curator
2.22
De rechtbank is van oordeel dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. Mocht een van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator.
Kosten procedure
2.23
Gelet op de aard van deze procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
2.24
Dit betekent dat als volgt wordt beslist.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1
bepaalt dat de vrouw de man via haar advocaat eenmaal per vier maanden schriftelijk informeert over belangrijke gebeurtenissen rondom [de minderjarige] , waarbij informatie wordt gegeven over zijn schoolprestaties, gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten, waarbij ook kopieën van schoolrapporten en een goed lijkende foto van [de minderjarige] worden gegeven;
3.2
beschouwt de taak van de bijzondere curator als beëindigd;
3.3
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025, in aanwezigheid van de griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.