ECLI:NL:RBZWB:2025:4270

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
02-148898-24 en 02-299421-24 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en poging tot doodslag met gevangenisstraf en maatregel

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 april 2024 in Tilburg een vrouw heeft verkracht en geprobeerd haar te doden. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in Vught, werd bijgestaan door raadsman mr. W.H.F.L. Rademakers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 juni 2025, waarbij de officier van justitie mr. M.P. de Graaf de aanklacht presenteerde. De tenlastelegging omvatte verkrachting en poging tot doodslag, waarbij de verdachte de vrouw met geweld heeft vastgehouden en haar heeft gedwongen tot seksueel contact. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, ondersteund door forensisch bewijs, geloofwaardig waren. De verdachte ontkende de verkrachting en stelde dat er enkel een worsteling had plaatsgevonden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan beide feiten en legde een gevangenisstraf van 7 jaar op, met een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 11.561,75, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat blijvende gevolgen ondervindt van de gebeurtenis.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-148898-24 en 02-299421-24 (gevoegd ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vught,
raadsman mr. W.H.F.L. Rademakers, advocaat te Dongen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juni 2025, waarbij de officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 02-299421-24 is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02-148898-24
op 27 april 2024 [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verkracht, dan wel dat hij heeft geprobeerd haar te verkrachten;
02-299421-24
op 27 april 2024 [slachtoffer] heeft geprobeerd te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht
(02-148898-24, primair)en dat hij heeft geprobeerd haar te doden door haar te wurgen
(02-299421-24, primair).
4.2
Het standpunt van de verdediging
02-148898-24
De verdediging bepleit integrale vrijspraak. De verklaring van [slachtoffer] is niet betrouwbaar en wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
02-299421-24
De verdediging bepleit vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Er kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de puntbloedingen in het hoofd- en halsgebied van [slachtoffer] zijn ontstaan door verwurging. Voor het geval de rechtbank oordeelt dat wel sprake is geweest van verwurging van [slachtoffer] , wordt aangevoerd dat geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] .
Voor de bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer] was in de nacht van 26 op 27 april 2024 op stap in het centrum van Tilburg. Ook verdachte was daar. Rond 03:30 uur wilde [slachtoffer] naar huis, maar zij kon haar fiets niet vinden. Terwijl zij haar fiets aan het zoeken was, werd zij aangesproken door verdachte op de Stadhuisstraat. Verdachte en [slachtoffer] zijn daarna samen weggelopen in de richting van de Korte Tuinstraat.
De verklaringen van [slachtoffer] en verdachte over wat er daarna is gebeurd, lopen uiteen. [slachtoffer] heeft bij het informatief gesprek zeden, kort gezegd, verklaard dat zij op enig moment door verdachte werd vastgepakt bij haar polsen, terwijl zij met haar rug op de grond lag. Ook heeft verdachte haar riem en broek losgemaakt en heeft hij geprobeerd om met zijn penis in haar vagina te komen, waarbij het kopje van de penis in haar vagina is gegaan. Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat zij zich nog kan herinneren dat er een trap was. Verdachte ontkent de verkrachting. Volgens hem heeft er enkel een worsteling tussen hem en [slachtoffer] plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] steun vindt in andere op zichzelf staande bewijsmiddelen.
Allereerst blijkt uit het forensisch onderzoek aan het lichaam en de kleding van [slachtoffer] dat er DNA van verdachte op de hals en de gesp en het uiteinde van de broekriem van [slachtoffer] is aangetroffen. Het aantreffen van het DNA op de broekriem ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar broek heeft los gemaakt.
Verder blijkt uit de getuigenverklaring van [getuige] dat op het moment dat zij [slachtoffer] zag, [slachtoffer] hysterisch op deurbellen aan het drukken was en dat zij in tranen was. De rechtbank is van oordeel dat de door getuige [getuige] waargenomen gemoedstoestand van [slachtoffer] aansluit bij hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard dat haar is overkomen. Daarbij komt dat [slachtoffer] direct tegen [getuige] heeft gezegd dat zij was verkracht, hetgeen [slachtoffer] ook direct tegen twee verbalisanten van de politie heeft verklaard.
De verklaring van [slachtoffer] wordt ook ondersteund door de bevindingen van de politie vlak na het incident. Zo blijkt uit het proces-verbaal van [verbalisant] dat de kleding – met name de achterzijde van de broek – van [slachtoffer] onder het wit zand zat. De telefoon en oorbellen van [slachtoffer] zijn teruggevonden in een steeg in de Korte Tuinstraat onder een metalen trap en in wit zand. Dit sluit aan bij de verklaring van [slachtoffer] dat zij op haar rug op de grond – in wit zand – lag en dat zij een trap zag. Daarnaast blijkt uit de foto’s van [slachtoffer] op het politiebureau dat haar broekriem open was. Ook dit past bij haar verklaring dat verdachte haar broek heeft los gemaakt.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen enkele reden om aan de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen en acht zij die verklaring geloofwaardig en betrouwbaar. Zij gaat dan ook uit van die verklaring en zal die voor het bewijs gebruiken. Voor de rechtbank staat aldus vast dat verdachte [slachtoffer] tegen de grond heeft geduwd, dat hij met kracht haar polsen heeft vastgehouden en dat hij met (de top van) zijn penis in de vagina van [slachtoffer] is gegaan. Gelet op het forensisch onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer] , waaruit blijkt dat er bij [slachtoffer] sprake was van onderhuidse bloeduitstortingen in de hals en puntbloedingen aan de binnenzijde van beide onderoogleden en achter de oren, in combinatie met de verklaring van verdachte op zitting dat hij de keel van [slachtoffer] heeft vastgepakt, stelt de rechtbank ook vast dat verdachte met kracht de hals en/of keel van [slachtoffer] heeft vastgehouden en dichtgeknepen.
De verklaring van verdachte dat het anders is gegaan – namelijk dat er enkel een worsteling heeft plaatsgevonden – wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
02-148898-24: verkrachting?
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te kunnen komen, moet vast komen staan dat verdachte door geweld of andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of andere feitelijkheden, het slachtoffer heeft gedwongen om het seksueel contact te ondergaan. Dit contact moet aan te merken zijn als seksueel binnendringen.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat het brengen van de top van de penis in de vagina en dus (ten minste) tussen de schaamlippen is aan te merken als “binnendringen” in de zin van artikel 242 Sr.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat sprake is van geweld, bestaande uit het met kracht vasthouden van de polsen van [slachtoffer] en het met kracht vasthouden en dichtknijpen van de hals en/of keel van [slachtoffer] .
Conclusie
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen.
02-299421-24: poging tot doodslag?
De rechtbank moet beoordelen of het vasthouden en dichtknijpen van de hals en/of keel van [slachtoffer] gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag. Hiervoor moet worden vastgesteld dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer] te doden. Er kan echter ook sprake van zijn van voorwaardelijk opzet.
Voor voorwaardelijk opzet geldt dat sprake moet zijn van een bewuste aanvaarding door verdachte van de aanmerkelijke kans op het gevolg. De beantwoording van de vraag of de gedraging van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, dat wil zeggen: een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de forensisch medische letselrapportages van drs. [persoon 1] en drs. [persoon 2] blijkt dat er bij [slachtoffer] sprake was van onderhuidse bloeduitstortingen in de hals en de puntbloedingen in beide onderoogleden en achter de oren. Volgens de forensische artsen passen deze bloeduitstortingen en puntbloedingen bij een levensbedreigende verwurging. De rechtbank concludeert dan ook dat de verwurging met zodanige kracht, duur en intensiteit is geweest dat er een aanmerkelijke kans was op het overlijden van [slachtoffer] . Het handelen van verdachte was daarbij naar de uiterlijke verschijningsvorm ook zozeer gericht op dat gevolg dat hieruit volgt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard.
Conclusie
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-148898-24
op 27 april 2024 te Tilburg door geweld, te weten dat hij met kracht de hals en/of keel van [slachtoffer] heeft vastgehouden en dichtgeknepen en met kracht de polsen van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en die [slachtoffer] tegen de grond heeft geduwd, die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen/duwen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
02-299421-24
op 27 april 2024 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met kracht de hals en/of keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van het voorarrest en oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en aan hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen voor soortgelijke zaken en is door deze zaak zijn partner, werk en huisvesting verloren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] was in de nacht van 26 op 27 april 2024 met haar huisgenoten Koningsnacht aan het vieren in het centrum in Tilburg. Wat een gezellige avond had moeten worden, eindigde in een ware nachtmerrie.
Rond 03:30 uur wilde [slachtoffer] naar huis. Terwijl zij aan het zoeken was naar haar fiets, werd zij aangesproken door verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer] , terwijl hij kon zien dat zij behoorlijk onder invloed was van drank, meegenomen naar een steegje. Daar heeft hij haar op de grond geduwd, haar polsen stevig vastgepakt en zijn penis deels in haar vagina gestopt. Ook heeft verdachte [slachtoffer] gewurgd. Op enig moment is [slachtoffer] aan haar belager ontkomen, waarna zij in paniek en hevig geëmotioneerd is weggerend en hulp heeft gezocht.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting en poging tot doodslag. Dit zijn ernstige strafbare feiten en de rechtbank rekent verdachte zijn handelen zeer zwaar aan. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de beschonken toestand waarin [slachtoffer] verkeerde. Uit de camerabeelden lijkt te volgen dat verdachte die nacht al langer op zoek was naar een slachtoffer. Hij heeft die nacht meerdere jonge vrouwen aangesproken, waarbij het er ernstig op lijkt dat hij ondertussen met zijn hand aan zijn geslachtsdeel zat. Hij was – in de woorden van de officier van justitie – als een roofdier op zoek naar een prooi.
In zijn algemeenheid is verkrachting een schokkende, ingrijpende en beangstigende gebeurtenis die vaak langdurig fysieke, psychische en emotionele gevolgen heeft voor het slachtoffer. Dat het incident een enorme impact heeft gehad op [slachtoffer] , blijkt ook uit haar voorgelezen slachtofferverklaring op zitting. Koningsnacht en -dag zal voor de rest van haar leven overschaduwd worden door deze afschuwelijke gebeurtenis. Ze heeft last van nachtmerries en durft niet meer in het donker over straat te lopen of te fietsen. Ook is ze continu op haar hoede en vertrouwt ze niemand meer. Daarnaast zorgen dit soort feiten voor gevoelens van grote onrust en onveiligheid in de samenleving en wakkeren deze angstgevoelens aan, in het bijzonder bij vrouwen, om in het donker alleen over straat te gaan terwijl dit de normaalste zaak van de wereld zou moeten zijn.
Verder weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat hij op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Op zitting heeft verdachte geen schuldbewustzijn getoond. Bovendien kan de rechtbank zich gelet op zijn handelen tegenover [slachtoffer] en wat op de beelden is te zien, niet aan de indruk onttrekken dat verdachte slechts oog heeft gehad voor zijn eigen seksuele behoeften en daarbij geen rekening houdt met de belangen en gevoelens van anderen. De rechtbank acht dit zorgelijk.
Gelet op de aard en ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een gevangenisstraf van lange duur kan worden volstaan. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 7 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank acht het daarnaast, in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen, noodzakelijk om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 17.869,00, bestaande uit € 2.689,00 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Medische kosten: tandarts
De rechtbank is van oordeel dat deze kosten van in totaal € 26,75 voldoende zijn onderbouwd. Deze kosten staan ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de gevorderde schadepost dan ook volledig toewijsbaar.
Medische kosten: eigen risico
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 1.770,00 voor het eigen risico van de zorgverzekering over 2024 en 2025. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat de benadeelde het (verhoogde) eigen risico over 2024 heeft betaald (€ 885,00). Deze schade staat ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht dit deel van de schadepost volledig toewijsbaar.
Dit geldt niet voor het eigen risico van de zorgverzekering over 2025. De rechtbank is ten aanzien daarvan van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat benadeelde dit eigen risico moet gaan betalen. Een enkele verwijzing van de psycholoog acht zij daarvoor onvoldoende. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de schadepost niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Kleding en sieraden
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 800,00 voor schade aan haar kleding en ringen. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid nu stukken ter onderbouwing van het precieze bedrag ontbreken, maar uit het dossier wel blijkt dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit schade aan haar kleding en ringen heeft opgelopen. De rechtbank zal die schade begroten op een bedrag van in totaal € 650,00. Voor het overige deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat dit nader onderzoek vergt dat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Reiskosten
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 92,00 aan reiskosten. Reiskosten betreffen geen schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. Deze kunnen dan ook niet worden toegewezen als materiële schade. De reiskosten vallen wel onder proceskosten. De rechtbank zal deze schade daarom toewijzen onder proceskosten.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het bewezenverklaarde op zeer grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Zij had lichamelijk letsel, namelijk bloeduitstortingen in haar nek en op haar dijbeen en puntbloedingen in het hoofd-hals-gebied. Door de verwurging heeft zij wekenlang last gehad van haar keel met eten en slikken. Daarnaast heeft [slachtoffer] voldoende onderbouwd dat zij ernstige nadelige psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat zij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 10.000,00 billijk.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal ten aanzien van de toegewezen schade (in totaal € 11.561,75) de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf 27 april 2024.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38z, 45, 57, 242 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-148898-24 feit 1:verkrachting
02-299421-24 feit 1:poging tot doodslag
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 7 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- legt aan verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
Benadeelde partij [slachtoffer] (02-148898-24)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 11.561,75, waarvan € 1.561,75 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 april 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 92,00;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] ,
€ 11.561,75te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 april 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 92 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. V.M. Schotanus en mr. C.E.M. Marsé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 juli 2025.
Mr. C.E.M. Marsé is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlasteleggingen
02-148898-24
hij op of omstreeks 27 april 2024 te Tilburg, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten dat hij, verdachte, (met kracht) de hals en/of keel van [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of dichtgeknepen en/of (met kracht) de pols(en) van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of (met kracht) tegen de grond heeft geduwd en/of die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen/duwen van zijn, verdachte, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
(art. 242 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 april 2024 te Tilburg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten dat hij, verdachte, (met kracht) de hals en/of keel van [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of dichtgeknepen en/of (met kracht) de pols(en) van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of (met kracht) tegen de grond heeft geduwd en/of die [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen/duwen van zijn, verdachte, penis in de vagina van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art. 242 Wetboek van Strafrecht, art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
02-299421-24
hij op of omstreeks 27 april 2024 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, (met kracht) de hals en/of keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 287 Wetboek van Strafrecht, art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)