ECLI:NL:RBZWB:2025:4257

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436912 / FA RK 25-3233
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Van den Beld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene met dementie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1939, die lijdt aan dementie. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, een specialist ouderengeneeskunde, een verzorgende en de zoon van de betrokkene aanwezig waren.

Tijdens de behandeling is vastgesteld dat de betrokkene geen fysiek verzet meer vertoont, hoewel hij wel aangeeft naar huis te willen. De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de betrokkene in afwachting van een artikel 21-procedure vrijwillig binnen de accommodatie kan blijven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende sprake is van verzet om de inbewaringstelling voort te zetten, en heeft het verzoek van het CIZ afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 4 juli 2025, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436912 / FA RK 25-3233
Datum uitspraak: 27 juni 2025
Beschikking voortzetting inbewaringstelling
op het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1939 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: betrokkene,
verblijvende bij [accommodatie] te [plaats],
advocaat: mr. J.J. van 't Hoff te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 24 juni 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 juni 2025 bij de [accommodatie] te [plaats]. Daarbij zijn aanwezig en gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • specialist ouderengeneeskunde, de heer [naam 1];
  • verzorgende, mevrouw [naam 2];
  • de zoon van betrokkene, de heer [naam 3].
1.3.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de advocaat via een telefonische verbinding bij de mondelinge behandeling aanwezig was, omdat hij daarbij niet op tijd aanwezig kon zijn.

2.Wat vaststaat

2.1.
Betrokkene verblijft met een inbewaringstelling in bovengenoemde accommodatie. De burgemeester van Tilburg heeft de inbewaringstelling op 23 juni 2025 afgegeven.

3.Het verzoek

3.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voorzetting van de inbewaringstelling te verlenen voor de duur van zes weken.
4.
De standpunten
4.1.
Op de vraag van de rechtbank aan betrokkene hoe het met hem gaat, antwoordt hij: ‘Het hele huis loopt leeg. Dat het huis nu leeg staat is niet erg prettig. Ik weet niet via welk kanaal ik hier ben gekomen.’
4.2.
De specialist ouderengeneeskunde verklaart, samengevat, als volgt. Betrokkene is bekend met dementie. Hij is bij [particuliere instelling] komen wonen. Betrokkene loopt graag buiten. Echter, zijn veiligheid kon bij [particuliere instelling] niet langer worden gewaarborgd. Betrokkene liep de ringbaan op en was niet verkeersveilig. Ook is betrokkene al eens op de snelweg aangetroffen. Omdat [particuliere instelling] geen Wzd-accommodatie is, kon betrokkene daar niet worden tegengehouden. Daarop is betrokkene bij [accommodatie] terecht gekomen. Dit is een tijdelijke plaatsing. Gezien wordt dat het kortetermijngeheugen van betrokkene fors is aangetast. Na drie minuten is betrokkene al kwijt waar het gesprek over ging. Omdat er op dit moment geen verzet meer wordt gezien, is een machtiging niet meer noodzakelijk. Betrokkene uit weliswaar naar huis te willen, maar dit lijkt meer voort te komen uit de onrust die zijn dementie met zich meebrengt. Het verzet van betrokkene is niet gericht en ook niet fysiek van aard. Voor betrokkene kan de artikel 21-procedure in gang worden gezet. In de komende periode moet worden gezocht naar een passende plek voor betrokkene.
4.3.
De verzorgende erkent dat betrokkene zich niet fysiek verzet. Hij staat niet aan de deur te rammelen. Betrokkene is een vriendelijke man en moet gewoon wennen op de afdeling.
4.4.
De zoon van betrokkene brengt, kort samengevat, naar voren dat hij zich aansluit bij hetgeen reeds naar voren is gebracht. Hij hoopt dat er voor betrokkene een goede plek kan worden gevonden, met hopelijk wat bewegingsvrijheid.
4.5.
De advocaat voert aan dat, gelet op hetgeen naar voren is gebracht, er geen sprake meer is van verzet bij betrokkene. Dit betekent dat betrokkene vrijwillig bij de accommodatie kan verblijven en een machtiging niet nodig is. Het verzoek kan dan ook worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met artikel 38 en artikel 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling lichten de specialist ouderengeneeskunde en de verzorgende toe dat betrokkene op dit moment geen verzet meer vertoont. Hij doet weliswaar uitingen waaruit volgt dat hij naar huis wil, maar dit geeft hij geen gevolg door fysiek handelen. Zo loopt betrokkene niet weg en staat hij niet bij de deur. De specialist ouderengeneeskunde vindt het niet langer noodzakelijk dat de
inbewaringstelling wordt voortgezet en betrokkene in afwachting van een artikel 21-procedure op vrijwillige basis binnen de accommodatie kan blijven.
5.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, nu er bij betrokkene onvoldoende sprake is van verzet, niet is voldaan aan de wettelijke vereisten om de inbewaringstelling voort te zetten. Het verzoek dient derhalve afgewezen te worden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2025 door mr. Van den Beld, rechter, in aanwezigheid van mr. Vos, als griffier, en op schrift gesteld op 4 juli 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.