ECLI:NL:RBZWB:2025:4251
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen de Staatssecretaris van Financiën
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2025, in de zaak met nummer BRE 25/744, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn bezwaarschrift van 18 november 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat de Staatssecretaris op 28 april 2025 alsnog een beslissing had genomen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de Staatssecretaris tegemoetgekomen aan verzoeker, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er zijn geen proceskosten aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank wijst erop dat de Staatssecretaris wel verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor wenden tot de Staatssecretaris. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.